In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 januari 2021, zaaknummer 19/806, staat de vraag centraal of appellante, een maatschap die is overgestapt van een melkveebedrijf naar een jongveeopfokbedrijf, recht heeft op een hoger aantal fosfaatrechten op basis van de knelgevallenregeling. Appellante betoogt dat de ziekte van de maat heeft geleid tot een lagere veebezetting op de peildatum van 2 juli 2015, en dat dit een causaal verband vormt met de beslissing om over te schakelen naar jongveeopfok. Het College oordeelt echter dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ziekte van de maat de reden was voor de lagere veebezetting en dat de keuze voor jongveeopfok niet noodzakelijk was voor het voortbestaan van het bedrijf. Het College wijst erop dat de beslissing om de bedrijfsvoering te wijzigen een ondernemerskeuze was, en dat appellante zelf de risico's van deze keuze draagt. Daarnaast wordt het fosfaatrechtenstelsel niet als een individuele en buitensporige last voor appellante beschouwd. Het College concludeert dat het beroep ongegrond is, maar kent appellante wel een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.