ECLI:NL:CBB:2021:481
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechtenstelsel en individuele en buitensporige last voor melkveehouders
In deze zaak hebben appellanten, een vennootschap onder firma die een melkveehouderij exploiteert, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit besluit, genomen op 5 januari 2018, stelde het fosfaatrecht van appellanten vast op basis van de Meststoffenwet. Appellanten betogen dat het fosfaatrechtenstelsel hen een individuele en buitensporige last oplegt, omdat zij aanzienlijke investeringen hebben gedaan in de uitbreiding van hun bedrijf, terwijl zij niet in staat zijn om het volledige aantal dieren te houden door de beperkingen van het fosfaatrechtenstelsel. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de argumenten van appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat het stelsel hen onevenredig benadeelt. Het College wijst erop dat de appellanten zelf verantwoordelijk zijn voor hun investeringsbeslissingen en dat de uitbreiding van hun bedrijf een ondernemerskeuze was. De gezondheidsklachten van een vennoot zijn niet voldoende onderbouwd om een andere conclusie te rechtvaardigen. Het College oordeelt dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van appellanten. De uitspraak van het College is gedaan op 11 mei 2021 en verklaart het beroep ongegrond.