ECLI:NL:CBB:2021:235
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C. Stoové
- C.M.J. Rouwers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot individuele en buitensporige lasten voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 2 maart 2021, zaaknummer 19/1346, staat de beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellant, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn fosfaatrecht is vastgesteld op 3.645 kg. Appellant stelt dat de invoering van het fosfaatrechtenstelsel en het gebruik van een referentiedatum bij de vaststelling van het fosfaatrecht niet voorzienbaar waren, en dat hij hierdoor schade heeft geleden. Hij voert aan dat de investeringen die hij heeft gedaan, niet in aanmerking zijn genomen en dat het fosfaatrechtenstelsel zijn recht op eigendom aantast.
De minister heeft in zijn besluit aangegeven dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP). Het College oordeelt dat het fosfaatrechtenstelsel op regelingsniveau verenigbaar is met artikel 1 van het EP en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het stelsel een individuele en buitensporige last op hem legt. Het College wijst erop dat appellant zijn investeringen heeft gedaan na de bekendmaking van het fosfaatrechtenstelsel op 2 juli 2015, en dat hij daarmee rekening had moeten houden bij het aangaan van financiële verplichtingen.
Het College concludeert dat de belangen van de bescherming van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van appellant. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 maart 2021.