ECLI:NL:CBB:2021:117
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot de uitbreiding van een melkveehouderij
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 februari 2021, zaaknummer 19/1384, werd het beroep van appellante, een melkveehouderij, ongegrond verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op basis van artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet. De minister had het fosfaatrecht vastgesteld op 9.051 kg, na een eerdere vaststelling van 8.948 kg. Appellante voerde aan dat het fosfaatrechtenstelsel haar eigendomsrecht aantast en dat zij een individuele en buitensporige last ondervond door de noodzaak tot uitbreiding van haar bedrijf, mede door de toetreding van haar zoon tot de maatschap. Het College oordeelde echter dat de vertraging in de vergunningverlening en de keuze om uit te breiden tot het ondernemersrisico van appellante behoren. Het College concludeerde dat er geen bedrijfseconomische noodzaak was voor de uitbreiding en dat de belangen van het fosfaatrechtenstelsel, dat gericht is op milieu- en volksgezondheidsbescherming, zwaarder wegen dan de belangen van appellante. De uitspraak benadrukt dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last vormt en dat ondernemersbeslissingen risico's met zich meebrengen die voor eigen rekening komen.