In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 november 2020, zaaknummer 19/677, wordt het beroep van appellante, V.O.F. [naam 1], tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit behandeld. Appellante had een melding bijzondere omstandigheden gedaan en verzocht om toekenning van fosfaatrechten. De minister had het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 124 kg, na eerdere besluiten waarin dit recht was vastgesteld op 58 kg en 85 kg. Appellante betoogde dat zij recht had op meer fosfaatrechten op basis van de knelgevallenregeling en de startersregeling, maar het College oordeelde dat niet was voldaan aan de voorwaarden van deze regelingen. Het College concludeerde dat appellante niet tijdelijk minder melkvee hield op de peildatum van 2 juli 2015 en dat zij niet voor 1 januari 2018 was gestart met de productie van melk. Het beroep op de knelgevallenregeling en de startersregeling werd afgewezen. Daarnaast oordeelde het College dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, en verweerder en de Staat werden veroordeeld tot schadevergoeding. Het beroep tegen het bestreden besluit werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het herzieningsbesluit ongegrond werd verklaard. Appellante kreeg het griffierecht vergoed en de proceskosten werden toegewezen.