ECLI:NL:CBB:2023:687

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
21/1331 t/m 1341 en 21/1344 t/m 21/1359
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake kosten van officiële controles in slachthuizen

Op 19 december 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een zaak die betrekking heeft op de kosten van officiële controles in slachthuizen. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had bij verschillende slachthuizen vergoedingen geïnd ter dekking van deze kosten, maar de bedrijven hebben hiertegen bezwaar gemaakt. De bestreden besluiten van de minister, waarin de bezwaren ongegrond werden verklaard, zijn door het College vernietigd. Het College oordeelt dat de minister niet voldoende inzicht heeft gegeven in de opbouw van de tarieven die in rekening worden gebracht voor de controles. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken van het College, waaronder ECLI:NL:CBB:2020:709 en ECLI:NL:CBB:2023:473, waarin soortgelijke geschilpunten aan de orde waren.

De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het College over voldoende informatie beschikte om tot een oordeel te komen. De bedrijven krijgen gedeeltelijk gelijk, en het College heeft de minister opgedragen om binnen dertig weken nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van de bedrijven. Daarnaast is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.511,-, en het griffierecht van € 360,- per bedrijf. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 21/1331 t/m 21/1341 en 21/1344 t/m 21/1359
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats 1] , e.a. (zie bijlage) (de bedrijven)

(gemachtigde: mr. K.J. Defares)
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Samenvatting

1 Deze uitspraak gaat over facturen waarmee de minister bij de bedrijven vergoedingen heeft geïnd ter dekking van de kosten van officiële controles in slachthuizen, ook wel keuringswerkzaamheden genoemd (facturen). Met de besluiten van 14 oktober 2021 (bestreden besluiten) heeft de minister de bezwaren van de bedrijven tegen deze facturen ongegrond verklaard. In deze uitspraak beslist het College op de beroepen die de bedrijven hebben ingesteld tegen de bestreden besluiten. De bedrijven krijgen gedeeltelijk gelijk. De bestreden besluiten houden daarom geen stand. Hierna zal het College zijn oordeel motiveren en zijn beslissing geven.

Beoordeling

2 Het College doet deze uitspraak zonder zitting, omdat het over voldoende informatie beschikt om tot dit oordeel te komen. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.
3 De bedrijven exploiteren slachthuizen. Ter dekking van kosten van controles door dierenartsen, practitioners en (officiële) assistenten die werkzaam zijn bij de NVWA en door officiële assistenten in dienst van de besloten vennootschap Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) inde de minister vergoedingen bij de bedrijven op grond van artikel 27, eerste en vierde lid, aanhef en onder a, en bijlage VI, punten 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (Verordening 882/2004) en de Regeling NVWA-tarieven.
4 De facturen zijn eerder in beroep bij het College aan de orde geweest, nadat de minister de daartegen door de bedrijven gemaakte bezwaren ongegrond had verklaard. Daarover gaat de uitspraak van het College van 20 oktober 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:709), die ook met toepassing van artikel 8:54 van de Awb is gedaan. Daarin heeft het College vastgesteld dat de geschilpunten identiek zijn aan de geschilpunten die zijn beoordeeld in de uitspraak van 20 oktober 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:707) en geoordeeld dat al wat daarover in die uitspraak is overwogen wordt overgenomen. Dat oordeel houdt - kort gezegd - in dat de minister ten onrechte niet het vereiste inzicht heeft gegeven in de opbouw van de tarieven die hij in rekening brengt voor de controles. Het College heeft daarom de beroepen tegen de betreffende besluiten op bezwaar gegrond verklaard, deze besluiten vernietigd en bepaald dat de minister nieuwe besluiten op de bezwaren moet nemen binnen de daarvoor gestelde termijn. Naar aanleiding hiervan heeft de minister met de bestreden besluiten opnieuw beslist op de bezwaren van de bedrijven.
5 Het gecombineerde beroepschrift van de bedrijven in deze zaken komt overeen met het gecombineerde beroepschrift dat vier slachthuizen, die ook behoren tot de onderhavige groep bedrijven, hebben ingediend tegen de besluiten van de minister van 20 april 2021. Die besluiten heeft de minister genomen ter uitvoering van de hiervoor genoemde uitspraak van 20 oktober 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:707). Daarin heeft het College de minister opgedragen om nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van deze slachthuizen tegen daarin aan de orde zijnde soortgelijke facturen vanwege dezelfde hiervoor in 4 genoemde tekortkoming van de minister.
6 Op 25 januari 2022 heeft het College een regiezitting gehouden over de behandeling van de beroepen die hier aan de orde zijn beroepen, de beroepen tegen de in 5 genoemde besluiten van 20 april 2021 en nog een aantal andere beroepen waarin dezelfde materie aan de orde is. Het doel van deze regiezitting was onder andere om wat betreft al deze procedures tot een eventuele afbakening te komen van zaken die inhoudelijk op een zitting zouden moeten worden behandeld en die waarvoor dat mogelijk niet nodig zou zijn. Partijen zijn tijdens deze zitting overeengekomen dat de beroepen tegen de besluiten van 20 april 2021 inhoudelijk op een zitting worden behandeld en dat de beroepen van de bedrijven in beginsel met toepassing van artikel 8:54 van de Awb of artikel 8:57 van de Awb zonder zitting worden afgedaan. Voor partijen speelde daarbij mee dat de besluiten van 20 april 2021 van eerdere datum zijn dan de bestreden besluiten en daarop dus voorlopen. Het College heeft deze afspraak in de afsprakenbrief van 3 februari 2022 vastgelegd en partijen in de gelegenheid gesteld het College te wijzen op eventuele onvolkomenheden in de weergave van de gemaakte afspraken. Partijen hebben in hun reacties op de afsprakenbrief geen opmerkingen gemaakt over de weergave van deze afspraak. Het College heeft de beroepen tegen de besluiten van 20 april 2021 op 5 december 2022 en 7 december 2022 op zitting behandeld. Bij uitspraak van 26 september 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:473) heeft het College beslist op deze beroepen. In die uitspraak heeft het College de beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 20 april 2021 vernietigd en bepaald dat de minister binnen dertig weken na de dag van verzending van de uitspraak nieuwe besluiten moet nemen op de bezwaren.
7 De geschilpunten in deze zaken zijn identiek aan de geschilpunten in de zaken waarin het College op 26 september 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:473) uitspraak heeft gedaan. Het College neemt al wat daarover in die uitspraak is overwogen hier in deze uitspraak over. Dit houdt in dat de door de minister gebruikte retributiesystematiek voor de NVWA- en KDS-tarieven aanvaardbaar is, maar dat de minister bij de bedrijven ten onrechte een aantal kosten heeft doorberekend in de bij hen in rekening gebrachte vergoeding voor de uitvoering van de officiële controles door de NVWA. De minister heeft ook een aantal kosten als vergoeding voor de kosten voor de officiële controles door KDS ten onrechte doorberekend bij de bedrijven.

Conclusie

8 Dit leidt ertoe dat het College aanleiding ziet om de beroepen in deze zaken kennelijk gegrond te verklaren, de hierin bestreden besluiten te vernietigen en te bepalen dat de minister nieuwe besluiten op bezwaar dient te nemen, met inachtneming van de hiervoor in 7 bedoelde overwegingen. Het College stelt de termijn voor het nemen van de nieuwe besluiten op bezwaar vast op dertig weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
9 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.

Proceskosten

10.1
De minister moet de proceskosten vergoeden. Voor de bepaling van de hoogte van die vergoeding worden de zaken 21/1331 tot en met 21/1359, 22/1336 en 22/1337 aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Het College betrekt hierbij het volgende. De bedrijven die levend vee exporteren en beroep hebben ingesteld in de zaken 21/1342, 21/1343 en de pluimveeslachterijen die beroep hebben ingesteld in de zaken 22/1336 en 22/1337 hebben dezelfde gemachtigde als de bedrijven. In de zaken 21/1331 tot en met 21/1359 heeft de gemachtigde één beroepschrift ingestuurd. In de zaken 22/1336 en 22/1337 heeft de gemachtigde ook één beroepschrift ingestuurd, dat identiek is aan het beroepschrift in de zaken 21/1331 tot en met 21/1359, behalve dat KDS niet voorkomt in het beroepschrift in de zaken 22/1336 en 22/1337. De beroepen in de zaken 21/1331 tot en met 21/1359 zijn op de regiezitting van 25 januari 2022 aan de orde geweest. Tijdens die regiezitting is ook aandacht besteed aan de (vorige) beroepen van genoemde pluimveeslachterijen die gingen over dezelfde facturen als die waar de beroepen in de zaken 22/1336 en 22/1337 over gaan. In de zaken 21/1342, 21/1343, 22/1336 en 22/1337 wordt vandaag ook uitspraak gedaan. De zaken 21/1331 tot en met 21/1359, 22/1336 en 22/1337 worden voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten in beroep daarom als één zaak als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Bpb beschouwd.
10.2
De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt het College vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de regiezitting op 25 januari 2022, met een waarde per punt van € 837,-, een wegingsfactor 1 voor de zwaarte van de zaak en een wegingsfactor 1,5 omdat sprake is van vier of meer samenhangende zaken).
10.3
De minister wordt tot vergoeding van de proceskosten veroordeeld in deze uitspraak.
11 De minister dient eveneens het door ieder van de bedrijven betaalde griffierecht per bedrijf te vergoeden.
Beslissing
Het College:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt de minister op binnen dertig weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 360,- aan ieder van de bedrijven te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van de bedrijven tot een bedrag van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, in aanwezigheid van mr. C.D.V. Efstratiades, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. C.D.V. Efstratiades
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.

Bijlage

(1. [naam 1] B.V., te [plaats 1] ;)
2. [naam 2] B.V., te [plaats 2]
3. [naam 3] B.V., te [plaats 3]
4. [naam 4] B.V., te [plaats 3]
5. Firma [naam 5] , te [plaats 4]
6. [naam 6] B.V., te [plaats 5]
7. [naam 7] B.V., te [plaats 6]
8. [naam 8] B.V., te [plaats 7]
9. [naam 9] B.V., te [plaats 8]
10. [naam 10] B.V., te [plaats 9]
11. [naam 11] B.V., te [plaats 10]
12. [naam 12] B.V., te [plaats 11]
13. [naam 13] B.V., te [plaats 12]
14. [naam 14] B.V., te [plaats 3]
15. [naam 15] B.V., te [plaats 13]
16. [naam 16] B.V., te [plaats 14]
17. [naam 17] B.V., te [plaats 15]
18. [naam 18] B.V., te [plaats 16]
19. [naam 19] B.V., te [plaats 17]
20. [naam 20] B.V., te [plaats 18]
21. [naam 21] B.V., te [plaats 17]
22. [naam 22] B.V., te [plaats 19]
23. [naam 23] B.V., te [plaats 20]
24. [naam 24] V.O.F., te [plaats 20]
25. [naam 25] B.V., te [plaats 6]
26. [naam 26] B.V., te [plaats 21]
27. [naam 27] B.V., te [plaats 22]