In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 13 oktober 2020, zaaknummer 18/2950, wordt het beroep van appellante, een maatschap die een melkveehouderij exploiteert, gegrond verklaard. Appellante had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante was vastgesteld op 18.356 kg. Appellante betoogde dat het fosfaatrechtenstelsel ongeoorloofde staatssteun oplevert en dat de generieke korting van 8,3% onterecht was toegepast. Het College oordeelt dat het fosfaatrechtenstelsel is voorzien bij wet en gericht is op het beschermen van het milieu en de volksgezondheid, en dat de doelstellingen van het stelsel in overeenstemming zijn met de Europese regelgeving. De beroepsgrond van appellante dat het stelsel een individuele en buitensporige last oplevert, faalt omdat zij geen onderbouwing heeft gegeven voor haar stelling. Het College vernietigt het bestreden besluit en stelt het fosfaatrecht van appellante vast op 18.453 kg, waarbij verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.575,-.