In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 oktober 2020, zaaknummer 18/2956, werd het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 6.446 kg. Appellante, een melkveehouder, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat haar fosfaatrecht op 6.437 kg had vastgesteld. De zaak draaide om de vraag of het fosfaatrechtenstelsel in strijd was met de Nitraatrichtlijn en of appellante een individuele en buitensporige last ondervond door dit stelsel. Het College oordeelde dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met de Nitraatrichtlijn en dat appellante niet had aangetoond dat zij op de peildatum over alle benodigde vergunningen beschikte voor haar uitbreiding. De investeringen die appellante had gedaan, werden als ondernemersrisico beschouwd, en het College concludeerde dat de bescherming van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wogen dan de belangen van appellante. Het beroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, en het fosfaatrecht werd verhoogd. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 1.575,-.