ECLI:NL:CBB:2020:51
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en uitbreiding van veestapel in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak gaat het om de vaststelling van het fosfaatrecht van een melkveehouder door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellant, eigenaar van een melkveehouderij, heeft in 2015 plannen ontwikkeld voor de uitbreiding van zijn veestapel van 96 melkkoeien en 67 stuks jongvee naar minimaal 191 melkkoeien en 148 stuks jongvee. De uitbreiding werd gerealiseerd door de aankoop van een nieuwe boerderij en het aangaan van aanzienlijke financieringsverplichtingen. De minister heeft het fosfaatrecht vastgesteld op 5.238 kg, wat volgens appellant onvoldoende is om zijn investeringen en de beoogde productie te dekken. Appellant stelt dat het fosfaatrechtenstelsel zijn eigendomsrecht aantast en dat hij een individuele en buitensporige last ondervindt door de regelgeving. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de belangen van het fosfaatrechtenstelsel, dat gericht is op milieu- en volksgezondheidsbescherming, zwaarder wegen dan de belangen van appellant. Het College concludeert dat het bestreden besluit niet in strijd is met het recht op eigendom en dat appellant niet heeft aangetoond dat hij een buitensporige last ondervindt. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard, maar het College bepaalt dat het griffierecht aan appellant wordt vergoed en dat verweerder in de proceskosten wordt veroordeeld.