Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juli 2020 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
27 november 2019. Die kamer heeft het onderzoek heropend en bepaald dat het onderzoek zal worden voortgezet door een meervoudige kamer.
Overwegingen
2 juli 2015 minimaal 5% lager is dan waarover zij zonder de dierziekte zou hebben beschikt. Door de dierziekte heeft zij haar uitbreiding niet kunnen vertalen in een groei van de veestapel. Voorts was de melkproductie in 2015 aanzienlijker lager dan in de voorgaande jaren.
(2 juli 2015) in het verleden niet ontoelaatbaar geacht (zie onder 6.7.6 van die uitspraak). De keuze van de wetgever om de zogeheten knelgevallenregeling niet uit te breiden met die gevallen waarin financiële verplichtingen zijn aangegaan om te kunnen groeien maar deze groei op 2 juli 2015 nog niet volledig hadden gerealiseerd, terwijl voor starters wel een speciale regeling in het leven is geroepen, heeft het College evenmin ontoelaatbaar geacht.
25 februari 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:114), onder 6.2 en verder heeft het College zijn beoordelingskader voor de fair balance op individueel niveau en daarmee over de individuele en buitensporige last nader gemotiveerd.
25 februari 2020, onder 6.9).
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 338,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van