In deze zaak heeft de Handelsmaatschappij [naam 1] B.V. beroep ingesteld tegen een uitspraak van het tuchtgerecht Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB) van 6 juli 2015, waarin een geldboete was opgelegd wegens het verhandelen van peren van de variëteit ‘Conference’ zonder de voorgeschreven aanduidingen. De inspecteurs van de KCB en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ontdekten op 17 oktober 2014 tijdens controlewerkzaamheden dat de peren niet waren voorzien van de vereiste aanduidingen, zoals klasse, sortering en land van oorsprong. De appellante, die als afzender op de vrachtbrieven stond vermeld, werd door het KCB aangeklaagd.
Het tuchtgerecht verklaarde de overtreding bewezen en legde een geldboete op van € 1.000 onvoorwaardelijk en € 2.000 voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar. Appellante betwistte de ernst van de overtreding en verwees naar de moeilijke marktomstandigheden door de Russische boycot, en vroeg om halvering van de boete. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde echter dat de overtreding niet betwist werd en dat de opgelegde boete passend was, gezien de omstandigheden en de preventieve werking ervan. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan op 4 januari 2017 door de meervoudige kamer van het College, bestaande uit de rechters J.L.W. Aerts, S.C. Stuldreher en H.S.J. Albers, in aanwezigheid van griffier J.J. de Jong. De beslissing werd openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de artikelen 13u en 13v van de Landbouwkwaliteitswet.