ECLI:NL:CBB:2020:1002
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de knelgevallenregeling in het kader van de Meststoffenwet
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 december 2020, betreft het een geschil over de fosfaatrechten van een melkveebedrijf. Appellante, een maatschap die haar varkenstak heeft afgestoten en haar melkveetak wilde uitbreiden, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht is vastgesteld. De minister had in zijn besluit van 3 januari 2018 het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 7.505 kg, gebaseerd op de dieraantallen op de peildatum van 2 juli 2015. Appellante betoogde dat de minister ten onrechte de niet gerealiseerde uitbreiding buiten beschouwing had gelaten en dat zij door langdurige diergezondheidsproblemen niet in staat was geweest om haar bedrijf te laten groeien zoals gepland.
Het College overweegt dat de minister terecht is uitgegaan van de dieraantallen op de peildatum en dat appellante niet heeft aangetoond dat zij voldoet aan de 5%-drempel voor de knelgevallenregeling. Het College wijst erop dat de last van het fosfaatrechtenstelsel niet automatisch als buitensporig kan worden aangemerkt. De appellante heeft niet voldoende inzicht gegeven in de feitelijke gevolgen van het fosfaatrechtenstelsel voor haar bedrijf en er is geen bedrijfseconomische noodzaak aangetoond voor de beoogde groei naar 222 melk- en kalfkoeien. De uitspraak benadrukt dat ondernemersbeslissingen risico's met zich meebrengen en dat niet elk vermogensverlies als gevolg van regelgeving als een individuele en buitensporige last kan worden aangemerkt.
Uiteindelijk verklaart het College het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de minister in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, met mr. J.M.M. van Dalen als griffier.