ECLI:NL:CBB:2019:614
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de beoordeling van buitensporige lasten in het bestuursrecht
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 26 november 2019, zaaknummer 18/2372, staat de vraag centraal of het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last oplegt aan appellante, een melkveehouderij. Appellante, die in 2015 een nieuwe stal heeft gebouwd voor 113 melkkoeien, stelt dat het fosfaatrecht dat haar is toegekend, een onaanvaardbare inbreuk maakt op haar eigendomsrecht zoals vastgelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het College oordeelt dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel als buitensporig kan worden aangemerkt. Het College wijst erop dat appellante zich bij haar uitbreidingsplannen had moeten realiseren dat er productiebeperkende maatregelen te verwachten waren, gezien de ontwikkelingen in de sector en de regelgeving. De belangen van het fosfaatrechtenstelsel, dat gericht is op milieu- en volksgezondheidsbescherming, wegen in dit geval zwaarder dan de belangen van appellante. Het College verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van appellante, omdat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De proceskosten worden vastgesteld op € 1.024,-, en het griffierecht van € 338,- moet aan appellante worden vergoed.