In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De appellanten, bestaande uit verschillende vennootschappen en een V.O.F., hebben verzocht om vertrouwelijke behandeling van de persoonsgegevens van een tipgever. Dit verzoek is gedaan in het kader van een onderzoek dat ACM heeft uitgevoerd naar aanleiding van een tip. De appellanten willen verifiëren of de tipgever een verklaring heeft afgelegd die door ACM als bewijs is gebruikt. Het College heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende grond is om de beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd te achten, aangezien er geen anoniem afgelegde verklaringen in het dossier zijn. De tip zelf is door ACM niet als bewijs gebruikt, en de rechtmatigheid van de onderzoekshandelingen is niet afhankelijk van deze tip. De verklaringen in het dossier zijn onder naam afgelegd, waardoor de persoonsgegevens voor de partijen toegankelijk zijn en zij de rechter kunnen verzoeken om getuigen te horen.
Het College heeft verder overwogen dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden. De appellanten hebben aangegeven geen belang te hebben bij kennisname van gevoelige gegevens zoals geboortedata en medische informatie. Het College heeft besloten dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de vertrouwelijke stukken gerechtvaardigd is, en heeft de appellanten verzocht om binnen twee weken schriftelijk aan te geven of zij instemmen met de uitspraak op basis van de vertrouwelijke stukken. De beslissing is genomen op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.