In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) op 19 maart 2019, zaaknummer 17/259, wordt de toerekening van een overtreding van het kartelverbod aan de beherend vennoten van een commanditaire vennootschap (KG) naar Duits recht behandeld. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) had in 2010 een boete opgelegd aan de KG en haar beherend vennoten, waaronder appellanten [naam 2] en [naam 3], voor overtredingen van artikel 6 van de Mededingingswet (Mw) en artikel 101 van het VWEU. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit van ACM ongegrond verklaard. Appellanten stelden dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de overtreding aan hen kon worden toegerekend, enkel omdat zij beherend vennoten waren. Zij voerden aan dat de toerekening van de overtreding aan hen niet rechtmatig was, omdat de zeggenschap binnen de KG anders was verdeeld en zij geen beslissende invloed hadden op het beleid van de vennootschap. Het College oordeelde dat ACM onvoldoende had onderbouwd dat de boete aan de beherend vennoten kon worden toegerekend, en dat er nader onderzoek nodig was naar de invloed van de vennoten op het marktgedrag van de onderneming. Het College droeg ACM op om binnen drie maanden het gebrek te herstellen en hield verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.