Uitspraak
en
de Autoriteit Consument en Markt(ACM)
3.3. Inleiding
4.Het beoordelingskader
5.Toepassing clementiebeleid
“understanding”een vorm van (niet verboden) stilzwijgende collusie betreft, die voornamelijk betrekking had op het niet betreden van elkaars markten. Beide heren ontkennen uitdrukkelijk dat de
“understanding”een expliciete afspraak betrof. [Onderneming A] heeft eveneens over deze vorm van stilzwijgende collusie verklaard, inhoudende dat Duitse molenaars niet zouden uitbreiden naar Nederland en dat Nederlandse molenaars niet zouden uitbreiden naar Duitsland. [Onderneming A] betoogt dat zij deze collusie in haar clementieverzoek echter duidelijk onderscheidt van het door haar omschreven niet-aanvalspact, zijnde een expliciete afspraak tussen molenaars om elkaar op de Benelux markt niet aan te vallen. Tijdens de hoorzitting bij de Juridische Dienst van ACM heeft [Onderneming B] andermaal bevestigd dat zij geen expliciete afspraak heeft beschreven in haar clementieverzoek. Op het meest cruciale punt – of de ‘logica van de markt’ nu wel of niet werd geëxpliciteerd in de vorm van een afspraak – stemmen de verklaringen van [Onderneming A] en [Onderneming B] niet overeen.
“mutual understanding”en een
“culture of discussions amongst [Vennootschap D2] ”. Dat dit iets anders is dan het niet-aanvalspact blijkt ook uit de startdatum: [Onderneming C] heeft verklaard dat zij vanaf het najaar van 2003, beginnend bij de afkoop van [Onderneming F] , betrokken was bij de
“mutual understanding”, terwijl het door ACM gestelde niet-aanvalspact op 12 september 2001 aanving. Dit verschil is van groot belang, zo benadrukt [Onderneming A] , omdat hieruit – alsmede uit een verklaring van [Onderneming C] – blijkt dat haar clementieverklaring ziet op het destijds bestaande Duitse volumekartel in plaats van het door [Onderneming A] omschreven niet-aanvalspact. [Onderneming C] ’ clementieverzoek verwijst naar
“meetings and discussions on quotas”en
“extensive compensation schemes”, terwijl in het kader van het Nederlandse niet-aanvalspact nu juist niet werd gesproken over volumes, quota’s, en compensaties.
“understanding”direct samenhangt met de kenmerken van de meelmarkt. Hij verklaart echter ook onomwonden dat er
“meetings”waren
“to support the understanding of the logic of the business”. Dit is derhalve expliciete, en geen stilzwijgende collusie. Daarnaast heeft [Persoon B2] verklaard over de dreiging die steeds van de andere meelproducenten uitging en expliciet werd geuit. [Onderneming B] ging daarmee verder dan alleen te verklaren over de kenmerken van de oligopolistische meelmarkt. Ook [Persoon B3] heeft over expliciete collusie verklaard, in de vorm van gesprekken met [Persoon A1] van [Onderneming A] over het niet betreden van elkaars markten en over het bijdragen aan de stabilisering van de Nederlandse meelmarkt door het bevriezen van het marktaandeel van [Onderneming B] op die markt.
“contacts”en
“understandings”tussen de deelnemers over prijzen, marktaandelen en quota. [Onderneming F] verklaarde eveneens over expliciete collusie: in haar clementieverklaring spreekt zij over een
“mutual understanding”of
“culture”van overleg (voornamelijk in telefoongesprekken) tussen de meelproducenten, waarin werd geprobeerd om de status quo te handhaven. In diezelfde verklaring gaf [Onderneming C] aan dat er
“meetings of the Dutch, German and Belgian producers on the Dutch market”waren. Ook [Onderneming A] heeft in haar clementieverzoek verklaard over expliciete collusie, in de vorm van een – in intensiteit variërend – niet-aanvalspact. Alle clementieverzoekers verklaren volgens ACM dat er naast (telefonische) bilaterale contacten ook bijeenkomsten tussen meerdere meelproducenten waren. Dat alleen [Onderneming A] de afspraak om elkaars positie bij afnemers met rust te laten als ‘niet-aanvalspact’ omschrijft, maakt niet dat de vier clementieverzoekers niet over hetzelfde gedrag hebben verklaard, of dat [Onderneming A] de enige zou zijn geweest die het niet-aanvalspact bij ACM heeft gemeld. Dat [Onderneming C] in bezwaar de begindatum van haar deelname heeft betwist, doet niet af aan het feit dat zij in haar clementieverzoek heeft verklaard over gedrag dat onder de noemer ‘niet-aanvalspact’ valt.
You didn’t have to discuss it. It’s two big players in the market and it seems to be more intelligent not to be aggressive in the marketplace of your neighbour.
“basic understanding”of
“common understanding”, zo beschrijft [Persoon B2] , vloeide voort uit de marktomstandigheden en was niet zozeer ontwikkeld in de gesprekken met concurrenten. De betrokken ondernemingen onderkenden dat het onwenselijk was om actief klanten van een concurrent te benaderen met scherpe prijzen, omdat dit margeverlies zou veroorzaken voor beide partijen zonder dat dit zou leiden tot grote volumeverschuivingen. Begrip van deze dynamiek
“was an entry card when you first met. Everybody had the same opinion because it was so obvious.”
…talking with your competitors about prices and volumes, that started 2001, 2003 and then went until recently.(…)
I mean prices and volumes of the flour.”
Can you provide further explanation of “(i) major customers of other millers should be left untouched”?
…it would calm down the competitive situation in the Netherlands.(…)
He[ [Persoon A1] ]
agreed that this is calming down the situation in the Netherlands.”
“...had contacts as well as understandings about industrial and retail customers, concerning prices and market shares as well as quotas.”Zij beschrijft multilaterale en bilaterale gesprekken ten aanzien van prijzen en quota’s voor de Nederlandse markt. Deze gesprekken vonden plaats in het najaar, en waren volgens [Onderneming C] bedoeld om leveringsquota’s en prijzen voor het komende seizoen te bepalen. De bilaterale gesprekken vonden met name plaats voorafgaand aan onderhandelingen met grote klanten.
Het principe was dat iedereen zijn klanten behield. Dat was in het begin omstreeks 2002 zo bepaald.(…)
Tegenover de klanten aan wie men op basis van de status-quo niet mocht leveren, stelde men zich passief op. Wanneer deze klanten een aanvraag deden, werd hun meegedeeld dat men geen capaciteit had of er werd een hogere prijs genoemd. Dit was mogelijk omdat men de prijs van de vooraf bepaalde leveranciers uit de besprekingen kende.”
The discussions normally took the form of calls, in which the [Vennootschap D2] endeavoured to retain the status quo, essentially the understanding was ‘not to rock the boat’.”
Wat is uw wetenschap over de “mutual understanding”?
Je had contacten over prijzen, soms heel precies soms wat vager. Als het specifiek was dan zorgde bijvoorbeeld de andere meelfabrikant dat hij hoger ging zitten. Maar de prijzen lagen niet veel hoger dan marktconform, want dat kon je niet maken richting de afnemers. De prijzen waren toch afhankelijk van de tarweprijzen.”
2000, 2001, 2002 en 2003 was bovendien sprake van een consensus tussen concurrenten die broodbloem en industriebloem leverden in de Benelux gericht op behoud van status quo van marktverhoudingen (een zogenoemd niet- aanvalspact). Deze afspraak bestond er uit om:
Over een bestaande klant die ook beleverd werd door een concurrent-leverancier, had je contact met deze concurrent-leverancier om overeen te stemmen welke prijs er geoffreerd zou gaan worden.”
“Zal met [Onderneming E1] (W levert 1050, E levert 550) prijzen verhogen bij [Afnemer C] (nu op f 43.50 acceptabel volgens [Afnemer C] )”.Hieruit blijkt dat [Onderneming B] en [Onderneming E1] ten tijde van belang beide bij klant [Afnemer C] leverden, en dat [Onderneming B] aan [Onderneming A] heeft gecommuniceerd voornemens te zijn een prijsverhoging door te voeren bij [Afnemer C] . Ook uit de toelichting van [Persoon A2] op deze aantekeningen blijkt dat het document Marktinfo Duitsland een weerslag vormt van informatie die hij heeft verkregen uit gesprekken met [Onderneming B] en [Onderneming C] ten aanzien van enkele specifieke klanten. Dit document heeft naar het oordeel van het College echter ook zonder de toelichting daarop van [Persoon A2] bewijswaarde, waardoor ook het startpunt van de voortdurende inbreuk zonder de clementieverklaring van [Onderneming A] kon worden vastgesteld.
van onze collega gesproken betreffende de prijsontwikkeling bij [Afnemer A] .(…)
Ons gezamenlijk voorstel zou zijn als volgt: Ik zou telefonisch voorstellen als afronding: Wit à 210€ en Volkoren à 213,50€. BO zou ter plaatse gaan met voorstel Wit aan 210,39€ en Volkoren à 215,24€. Hij zal dan wel met zachte dwang gedwongen worden naar gelijke prijzen als ons voorstel, waar hij dan mee zou instemmen om de discussie te sluiten. Als we nog langer wachten gaan we verder de prijsafbraak in gedwongen worden. Graag snel akkoord.”
Wat is voorstel [Onderneming A] ? Wij zetten ons er net boven.
Wat is voorstel [Onderneming A] , we zetten ons er dan weer boven.”
6.De evenredigheid van de boete
“significant driving force”was ten aanzien van de geconstateerde overtreding. Niet [Onderneming A] maar [Onderneming O] was de initiatiefnemer inzake de opkoop van [Onderneming P] , terwijl [Onderneming N] het meest bij die overname was gebaat, en het was [Onderneming C] die het initiatief nam inzake de afkoop van [Onderneming F] .
7.Draagkracht
“vanuit kan worden gegaan dat de kans op een bijdrage door de aandeelhouders van [Onderneming A] uitermate gering is”. Daarnaast heeft Crop onder verwijzing naar correspondentie tussen [Onderneming A] en [Onderneming W] gewezen op het gegeven dat de liquiditeitsruimte krap is. In deze situatie is er volgens [Onderneming A] evenmin reden om aan te nemen dat aanvullende financiering verkregen kan worden door de uitgifte van nieuwe aandelen, of dat het consortium dat [Onderneming A] inmiddels van [Onderneming R] heeft overgenomen de
“benodigde cash”zal voldoen. Het consortium heeft [Onderneming A] voor het symbolische bedrag van € 1,-- overgenomen, wetende dat [Onderneming A] beroep heeft ingesteld tegen de boete en de beoordeling van het hardheidsverzoek.
“current ratio”berekend als maatstaf voor de liquiditeit. Hieruit bleek dat [Onderneming A] ’s current ratio bij een boete van € 9.000.000,-- met een betalingsregeling van vijf jaar in het jaar 2010 slechts in beperkte mate zou dalen in vergelijking met [Onderneming A] ’s current ratio in het daaraan voorafgaande jaar. Voorts heeft ACM gekeken naar de mogelijkheid dat [Onderneming A] ’s bestaande aandeelhouders aan de betaling van de boete zullen bijdragen, naar de effecten van de boete op haar kasstromen, en naar de overwaarde op haar activa. Ten slotte is de boete voor vaststelling van het besluit aangepast op grond van de cijfers die [Onderneming A] toen heeft verstrekt. De aanname dat een overigens levensvatbare onderneming financiering voor een boete kan aantrekken, heeft dan ook niet tot gevolg dat ACM enkel volstaat met een vaststelling van de solvabiliteit van die onderneming.