Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 februari 2018 in de zaak tussen
[naam 1] h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
10 januari 2018 vier getuigen zal meenemen, maar dat hij de voorkeur eraan geeft deze getuigen in het kader van een lopende strafzaak bij de rechter-commissaris te laten horen en dat hij om die reden verzoekt de behandeling van de zaak aan te houden.
.
Overwegingen
Bevindingen:
Jullie komen er niet in, Als jullie toch naar binnen gaan bel ik de politie, jullie plegen dan inbraak. Jullie maken je schuldig aan machtsmisbruik. Jullie maken me nu heel kwaad, zo hebben mijn kameraden me nog niet gezien. Als jullie naar binnen gaan gaat het niet goed, ik weet niet wat er dan gebeurt. Ik heb destijds aangifte gedaan bij de AID, daar zou ik over teruggebeld worden, maar ik heb nog niets gehoord. Dat snap ik wel want het is heel heet. Jou [controleur1] teamleider zou mij ook terug bellen. Laten ze mij nu eerst maar bellen, een teamleider. Nu flikkeren jullie op.”
Bellen doen jullie maar ergens anders, donder op van mijn erf af.”
9 januari 2015 geen (volledige) medewerking heeft verleend aan de inspecteurs, wat opnieuw moet worden aangemerkt als een verhindering van een controle. Tijdens die controle in de middag van 9 januari 2015, alsook tijdens controles op 26 maart 2015, 9 juli 2015 en
14 juli 2015 is volgens verweerder geconstateerd dat appellant een aantal randvoorwaarden niet heeft nageleefd.
9 januari 2015 de controle ter plaatse hebben kunnen voortzetten, laat onverlet dat appellant die controle in de ochtend heeft verhinderd. Verweerder was dus op grond van artikel 59, zevende lid, van Verordening 1306/2013 gehouden om de GLB-steunaanvraag voor het jaar 2015 van appellant af te wijzen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellant te vergoeden;
€ 1002,-.