Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 juni 2017 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister van Veiligheid en Justitie).
Procesverloop
Overwegingen
10 mei 2014, uitbetaling van bedrijfstoeslag aangevraagd voor het jaar 2014. Hij heeft daartoe onder andere perceel 4 opgegeven, ook bekend als gemeentecode [gemeente 1] , kadastrale sectie […] .
Ik toezichthouder [naam verbalisant 1], ambtenaar van het waterschap [naam 2] en [naam verbalisant 2], ambtenaar van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (hierna NVWA) beide als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene Wet Bestuursrecht en belast met toezicht ingevolge artikel 82, lid 1 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, (…) wordt het volgende verklaard.
gevorderdin de spuitregistratie over het teeltseizoen 2014 en de financiële boekhouding over de boekjaren 2013 en 2014. Echter gaf [naam appellant] hieraan geen gehoor. Vervolgens heeft, verbalisant [naam verbalisant 2], tot 3 keer toe aan [naam appellant], inzage gevorderd inzake eerder genoemde administratieve bescheiden. Hierop gaf [naam appellant] wederom geen gehoor.
7 november 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY2474) – kort gezegd – overwogen dat moet worden aangenomen dat de verleende rechtsbijstand niet beroepsmatig is verleend aangezien de gemachtigde van de betreffende appellant en de betreffende appellant een gezamenlijke huishouding voerden. Bij deze stand van zaken moet worden geoordeeld dat hetgeen appellant in zijn brief van 24 juni 2016 heeft aangevoerd, onvoldoende, want te algemeen is om het vermoeden te weerleggen dat de door de gemachtigde van appellant in deze zaak verleende rechtsbijstand niet op zakelijke basis is verleend en daarom niet kan gelden als beroepsmatig verleend.