3.2Bij het primaire besluit II heeft verweerder een korting van 15% toegepast op alle rechtstreekse betalingen die appellante heeft aangevraagd voor het jaar 2014 vanwege het (herhaaldelijk) overtreden van de in dat besluit genoemde randvoorwaarden.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat het primaire besluit I ten onrechte geen melding maakt van het mandaat op grond waarvan de teammanager bevoegd was tot het nemen van het besluit namens verweerder. Verweerder heeft dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gepasseerd. Verweerder heeft de primaire besluiten I en II gehandhaafd.
5. Het College stelt voorop dat de primaire besluiten I en II zijn genomen na 1 januari 2015. De Regeling is, evenals de Verordeningen (EG) nrs. 73/2009, 1120/2009 en 1122/2009 waaraan zij uitvoering geeft, per die datum vervallen. Voor de Regeling is per 1 januari 2015 in de plaats gekomen de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling). Ingevolge artikel 5.1, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling blijft de Regeling van toepassing ten aanzien van aanvragen die op grond van die regeling zijn ingediend vóór 1 januari 2015. Naar het oordeel van het College volgt uit deze overgangsrechtelijke bepaling dat de Regeling van toepassing blijft op de besluiten tot het vaststellen van bedrijfstoeslag die zijn genomen op voor 1 januari 2015 ingediende aanvragen voor bedrijfstoeslag. Het College ziet voor dit oordeel steun in de overgangsrechtelijke bepalingen uit de Verordeningen die in de plaats zijn gekomen van de Verordeningen (EG) nrs. 73/2009, 1120/2009 en 1122/2009, te weten Verordening (EU) nr. 1307/2013 (artikel 72, tweede lid) en de Gedelegeerde Verordeningen (EU) nrs. 639/2014 (artikel 78) en 640/2014 (artikel 43, aanhef en onder a). Uit dit oordeel volgt dat verweerder de primaire besluiten I en II en het bestreden besluit terecht heeft genomen met toepassing van de Regeling.
6. Appellante heeft allereerst aangevoerd dat de teammanager niet bevoegd was het primaire besluit I te nemen en dat verweerder dit gebrek niet met toepassing van
artikel 6:22 van de Awb heeft kunnen herstellen. Dit betoog slaagt niet. Het primaire besluit I is ondertekend door de teammanager. Niet in geschil is dat de teammanager onbevoegd was tot het nemen van dit besluit op persoonlijke titel, maar dat hij wel gemandateerd was tot het nemen van dit besluit namens verweerder. Het gebrek zit hierin dat er in het primaire
besluit I geen melding wordt gemaakt van dit mandaat. Gelet op het bestreden besluit waarin verweerder het primaire besluit I en de overwegingen waarop dat besluit is gebaseerd voor zijn rekening heeft genomen, wordt dit geconstateerde gebrek geacht te zijn hersteld in het bestreden besluit.
7. Appellante voert verder aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd, nu onvoldoende vaststaat op welk rapport en op welke feiten het bestreden besluit is gebaseerd. Daarnaast voert appellante aan dat het controlerapport niet deugdelijk is opgesteld, omdat onduidelijk is wie de daarin genoemde [naam 6] is en omdat het controlerapport niet is gedagtekend en ondertekend.