1.4Bij de primaire besluiten heeft verweerder alle onder 1.2 en 1.3 genoemde aanvragen afgewezen. Appellante heeft tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard. Hieraan is ten grondslag gelegd dat niet aannemelijk is gemaakt dat binnen de projecten speur- en ontwikkelingswerk als bedoeld in de Wva wordt verricht.
3. Appellante betoogt dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van speur- en ontwikkelingswerk. Appellante stelt dat zij voldoende duidelijk heeft omschreven wat de programmeertechnische knelpunten en de mogelijke oplossingsrichtingen binnen de projecten zijn. Verder stelt appellante dat de projecten en de wijze van omschrijving van de knelpunten en oplossingsrichtingen niet verschillen van andere aanvragen van appellante, die wel zijn toegekend. Appellante acht de bestreden besluiten daarom ondeugdelijk gemotiveerd.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat appellante de programmeertechnische knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen op een te functioneel niveau heeft beschreven. Volgens verweerder heeft appellante niet concreet beschreven wat de programmeertechnische knelpunten zijn waar de programmeurs mee geconfronteerd worden in de realisatiefase van het project en heeft appellante daarmee niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van speur- en ontwikkelingswerk als bedoeld in de Wva.
5. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder p, aanhef en ten 2e, van de Wva, voor zover thans van belang, wordt onder S&O verstaan: door een S&O-inhoudingsplichtige of een S&O-belastingplichtige systematisch georganiseerde en in een lidstaat van de Europese Unie verrichte werkzaamheden, direct en uitsluitend gericht op: de ontwikkeling van voor de S&O-inhoudingsplichtige, onderscheidenlijk de S&O-belastingplichtige, technisch nieuwe (onderdelen van) programmatuur.
Op grond van artikel 1, derde lid, van de Wva wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel p, niet tot speur- en ontwikkelingswerk gerekend:
a.marktonderzoek;
b.organisatorische en administratieve werkzaamheden;
c.door Onze Minister van Economische Zaken bij ministeriële regeling aangewezen andere werkzaamheden.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder s van de op artikel 1, derde lid, onderdeel c gebaseerde Regeling S&O-afdrachtvermindering (verder: de Regeling) wordt niet tot S&O gerekend de volgende activiteiten in relatie tot programmatuur:
1°.onderhoud van programmatuur;
2°.het beschrijven van architectuur;
3°.het ontwerpen of bouwen van een nieuw systeem;
4°.het geschikt maken van bestaande programmatuur voor een ander hardware- of softwareplatform waarbij onder platform wordt verstaan het geheel van hardware en besturingsprogrammatuur waarop informatiesystemen worden ontwikkeld (ontwikkelplatform) of in productie worden genomen (doelplatform);
5°.het ontwikkelen van programmatuur die bestaande programmatuur op een voor de S&O-inhoudingsplichtige of S&O-belastingplichtige technisch nieuwe wijze integreert of laat samenwerken, tenzij de bestaande programmatuur hoofdzakelijk binnen de onderneming van de S&O-inhoudingsplichtige, binnen de fiscale eenheid waarvan de S&O-inhoudingsplichtige deel uitmaakt, of binnen de onderneming van de S&O-belastingplichtige, is ontwikkeld en wordt toegepast.
6. Aan de orde is de vraag of verweerder terecht en op goede gronden heeft geweigerd om aan appellante op haar aanvragen voor de in geding zijnde projecten en de in geding zijnde periodes een S&O-verklaring te verlenen, omdat niet is gebleken dat de werkzaamheden van appellante direct en uitsluitend zijn gericht op de ontwikkeling van voor haar technisch nieuwe (onderdelen van) programmatuur en daardoor geen S&O zijn in de zin van artikel 1 van de Wva en artikel 2 van de Regeling.
7. In dit verband stelt het College het volgende voorop. Uit het wettelijk systeem blijkt dat een aanvrager vooraf in voldoende mate moet specificeren op welke werkzaamheden de aanvraag betrekking heeft (zie de uitspraak van 21 december 2004, ECLI:NL:CBB:2004:AS2016). Om te kunnen beoordelen of de werkzaamheden waarvoor een verklaring wordt aangevraagd al dan niet onder de werkingssfeer van de Wva vallen, is het voor verweerder dan ook noodzakelijk om van de aanvrager voldoende gegevens te verkrijgen met betrekking tot deze werkzaamheden. Zoals het College al eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 16 juni 2015, ECLI:NL:CBB:2015:213 en van 8 februari 2018, ECLI:NL:CBB:2018:62) is bij de beoordeling van een aanvraag allereerst beslissend of uit hetgeen in de aanvraag is beschreven, kan worden afgeleid welke speur- en ontwikkelingswerkzaamheden de aanvrager voornemens is te gaan verrichten. Het is vervolgens aan verweerder om, mocht hij de aanvraag niet of niet ten volle inwilligen, een passende reactie te geven op hetgeen betrokkene in de aanvraag heeft uiteengezet. Wanneer verweerder naar aanleiding van de aanvraag aanleiding ziet nadere informatie bij de aanvrager in te winnen zal hij de aldus verkregen informatie in zijn beschouwingen en bij zijn besluitvorming moeten betrekken. 8. Tussen partijen is niet in geschil, en ook het College gaat daarvan uit, dat de in geding zijnde projecten complexe technische werkzaamheden betreffen. Uit het van toepassing zijnde wettelijk kader en de bewijslastverdeling, als hiervoor vermeld, volgt dat dit op zichzelf niet voldoende is voor het verkrijgen van een S&O-verklaring. Daarvoor is vereist dat appellante aannemelijk maakt dat zij, in een traject met technische risico’s, werkt aan het oplossen van programmeertechnische knelpunten en door middel van het zelf zoeken en bewijzen aantoont in hoeverre het informatietechnologisch werkingsprincipe van de oplossing in technische zin voldoet (zie de uitspraak van 30 oktober 2018, ECLI:NL:CBB:2018:557). Zoals het College al eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 22 oktober 2003, ECLI:NL:CBB:2003:AN8144) is een algemene beschrijving van werkzaamheden waaruit slechts valt op te maken, dat deze technisch ingewikkeld van aard zijn en dat men bij de uitvoering daarvan waarschijnlijk wel problemen zal ontmoeten die slechts met behulp van speur- en ontwikkelingswerk vallen op te lossen, niet voldoende. Het ligt op de weg van appellante om concreet te beschrijven wat de (programmeer)technische knelpunten zijn waar de ontwikkelaars of programmeurs mee geconfronteerd worden in de realisatiefase van de projecten. Dit geldt te meer nu sprake is van al langer lopende projecten, zodat van appellante verwacht mag worden dat zij concreet kan beschrijven met welke technische knelpunten zij in de loop van het project is geconfronteerd en aan welke oplossingsrichtingen wordt gewerkt. Het College constateert dat appellante weliswaar heeft beschreven voor welke functionele problemen binnen de in geding zijnde projecten een oplossing wordt gezocht, maar appellante heeft niet concreet beschreven wat de programmeertechnische knelpunten zijn waar de ontwikkelaars of programmeurs mee geconfronteerd zijn. Daarmee heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van speur- en ontwikkelingswerk.