5. De beoordeling van het geschil
5.1 In dit geding gaat het om de vraag of verweerder met betrekking tot de deelprojecten PSTN-CAN, PSTN-JP en Nieuwe projecten terecht geoordeeld heeft dat daarbij geen sprake is van speur- en ontwikkelingswerk in de zin van de WVA, dan wel dat de deelprojecten te weinig zijn gespecificeerd om aannemelijk te maken dat het gaat om speur- en ontwikkelingswerk.
5.2 Het College overweegt dienaangaande als volgt. Verweerder neemt terecht het standpunt in, dat bij de beoordeling van een aanvraag allereerst beslissend is of uit hetgeen in de aanvraag beschreven is, kan worden afgeleid welke speur- en ontwikkelingswerkzaamheden de aanvrager voornemens is te gaan verrichten. Uit de wettelijke systematiek blijkt dat een S&O-verklaring kan worden aangevraagd voor 'systematisch georganiseerde en in Nederland verrichte werkzaamheden, direct en uitsluitend gericht op technisch-wetenschappelijk onderzoek of de ontwikkeling van (…) technisch nieuwe' producten, productieprocessen of programmatuur. In de Afbakeningsregeling is nader gespecificeerd wat niet wordt gerekend tot speur- en ontwikkelingswerk. Om te kunnen beoordelen of de werkzaamheden waarvoor een verklaring wordt aangevraagd al dan niet vallen onder de werkingssfeer van de WVA is het voor verweerder noodzakelijk om van de aanvrager voldoende gegevens te verkrijgen met betrekking tot deze werkzaamheden. Daartoe is in artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling (door verweerder abusievelijk aangeduid onder de oude naam Uitvoeringsregeling administratieve voorschriften Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk), die is gebaseerd op artikel 24, vierde lid, WVA, bepaald dat een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van een formulier, dat als model bij de regeling is gevoegd. Het formulier maakt deel uit van de Uitvoeringsregeling en bevat vragen met betrekking tot de voorgenomen werkzaamheden. Onder meer wordt gevraagd opgave te doen van titel en type van het project of projecten, het aantal te besteden uren en de loonsom. Voorts wordt gevraagd om een omschrijving te geven van het project of projecten, om de fasering aan te geven en om aan te geven waarin de technische nieuwheid van het project of de projecten bestaat. Uit artikel 24, derde lid, WVA blijkt voorts dat de aanvraag uiterlijk vier weken voor de aanvang van de periode waarvoor de aanvraag geldt moet worden gedaan. Aldus volgt uit het wettelijk systeem dat een aanvrager vooraf in voldoende mate moet specificeren op welke werkzaamheden de aanvraag betrekking heeft.
5.3 In het licht van dat vereiste heeft verweerder op goede gronden geen genoegen genomen met een algemene beschrijving, als door appellante gegeven van de door haar te verrichten werkzaamheden. Het College neemt daarbij in aanmerking dat appellante tot driemaal toe in de gelegenheid is gesteld om de aanvraag nader toe te lichten en uit te werken. Voor het deelproject 'Nieuwe projecten' heeft appellante geen enkele nadere specificatie gegeven. Voor de beide andere deelprojecten die nog in geschil zijn heeft appellante een summiere toelichting gegeven in haar brieven van 23 april 2003 en 4 augustus 2003. Daaruit valt slechts op te maken, dat deze technisch ingewikkeld van aard zijn en dat men bij de uitvoering daarvan waarschijnlijk wel problemen zal ontmoeten, die – volgens appellante – slechts met behulp van speur- en ontwikkelingswerk vallen op te lossen. De gegeven aanvulling is evenwel op de door verweerder aangegeven onderdelen te beperkt om te kunnen vaststellen dat het hier gaat om speur- en ontwikkelingswerk.
5.4 Wat betreft het standpunt van appellante dat verweerder ten onrechte van belang acht of 'waarschijnlijke technische knelpunten, de mogelijke oplossingsrichtingen en de technische nieuwheid' zijn beschreven, overweegt het College in de eerste plaats dat het criterium 'technische nieuwheid' – anders dan appellante meent – behoort tot de wettelijke vereisten waaraan moet zijn voldaan om van speur- en ontwikkelingswerk te kunnen spreken. Het College verwijst in dit verband naar de definitie van speur- en ontwikkelingswerk in artikel 1, eerste lid, onder n, WVA. De beide andere door verweerder van belang geachte indicatoren zijn weliswaar niet letterlijk in de wet als eis gesteld, maar kunnen wel dienen ter beantwoording van de vraag of van speur- en ontwikkelingswerk kan worden gesproken en zijn door verweerder ook als zodanig gehanteerd.
5.5 De beide door appellante aangevoerde beroepsgronden, welke in onderlinge samenhang zijn besproken, falen derhalve.
5.6 Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht de aanvraag van een verklaring voor de in geding zijnde deelprojecten afgewezen en in bezwaar zijn besluit ter zake gehandhaafd.
5.7 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
5.8 Voor een veroordeling in de proceskosten op voet van artikel 8:75 Awb is geen aanleiding.