Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 januari 2018 in de zaak tussen
[naam 1] en [naam 2] , h.o.d.n. [naam 3] , te [plaats] , appellanten
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
€ 18.333,02.
Overwegingen
15 mei 2014 ingediende Gecombineerde opgaven uitbetaling van toeslagrechten voor 2013 en 2014 aangevraagd. Zij hebben hiervoor een groot aantal percelen met voor 2013 een totale oppervlakte van 366,62 ha en voor 2014 een totale oppervlakte van 283,88 ha opgegeven.
14 oktober 2010 inzake Landkreis Bad Dürkheim, C-61/09 (ECLI:EU:C:2010:606), punten 58 en 62, en het arrest Demmer, hiervoor aangehaald, punt 58; zie in dit verband ook de uitspraak van het College van 14 december 2011 (ECLI:NL:CBB:2011:BV0918).
25 september 2017, waarin het College oordeelde over een vergelijkbare situatie, is niet aannemelijk geworden dat appellanten met het verhuren of uitlenen van de dieren aan de eigenaren van de percelen het beheer over die percelen hebben overgenomen van de eigenaren van die percelen. Anders dan waarvan appellanten uitgaan, werden de percelen niet ter beschikking gesteld aan appellanten opdat zij die percelen als weidegrond konden gebruiken, maar stelden appellanten hun dieren ter beschikking aan de eigenaren van de percelen. Mogelijk hadden appellanten beslissingsbevoegdheid over de dieren die op de percelen graasden, maar die beslissingsbevoegdheid betrof niet het gebruik van de percelen. De eigenaren van de percelen bepaalden immers op welke wijze de percelen werden gebruikt, namelijk door begrazing van dieren die aan hen door appellanten ter beschikking waren gesteld. Niet kan dan ook worden staande gehouden dat appellanten ten aanzien van deze percelen ter zake over voldoende autonomie beschikten.
20 maart 2013 (ECLI:NL:CBB:2013:BZ7854). Hieruit concluderen zij dat het – anders dan geldt ten aanzien van het alsnog vaststellen van een terugvordering – niet is toegestaan om bij een herzien besluit alsnog een uitsluitingsbedrag vast te stellen.
30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (Verordening 1122/2009) verplicht tot een volledige afwijzing van de aangevraagde bedrijfstoeslag en de uitsluiting van bedrijfstoeslag voor een bedrag gelijk aan het bedrag dat overeenstemt met het verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de overeenkomstig artikel 57 van Verordening 1122/2009 geconstateerde oppervlakte. Anders dan appellanten betogen is verweerder - evenals ten aanzien van de terugvordering - gehouden tot het vaststellen van de uitsluiting. Beide beslissingen volgen uit de verordening en verweerder is bevoegd en gehouden deze toe te passen los van de heroverweging op het bezwaar. Het beroep op het verbod op reformatio in peius van appellanten slaagt daarom niet.
Beslissing
- verklaart het beroep in de zaak 15/361 voor zover dit is gericht tegen het bestreden besluit 1A niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep in de zaak 15/361 voor het overige ongegrond;
- draagt verweerder op het in de zaak 15/361 betaalde griffierecht van € 167,- aan appellanten te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de zaak 15/361 in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 501,-;
- verklaart het beroep in de zaak 16/812 ongegrond.
mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van mr. C.M. Leliveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2018.