ECLI:NL:CBB:2013:BZ7854
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Munsterman
- M.J. van Veen
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake bedrijfstoeslag 2010 en controle perceelsoppervlaktes
In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 20 maart 2013, staat de aanvraag van appellant voor bedrijfstoeslag 2010 centraal. Appellant, een landbouwer, had een totale oppervlakte van 221.34 ha opgegeven, maar verweerder keurde een oppervlakte van 7.85 ha af, wat leidde tot een verlaging van de bedrijfstoeslag met € 645,14. Appellant heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij zich neerlegt bij de door verweerder vastgestelde oppervlakte, maar niet bij het feit dat hij zijn aanvankelijke opgave niet mocht verlagen. Hij ontving een brief van de Dienst Regelingen waarin hem de mogelijkheid werd geboden om zijn percelen aan te passen, maar dit bleek niet mogelijk omdat zijn dossier al in behandeling was. Verweerder stelde dat appellant zijn oppervlakte niet meer mocht bijstellen na eerdere controles in juni en augustus 2010, en dat de e-bopbrief per abuis was verzonden.
Het College oordeelt dat het bestreden besluit berust op een onjuiste uitleg van de relevante Europese verordening. Appellant heeft aangevoerd dat hij door het indienen van bezwaar in een nadeliger positie is gekomen, omdat de goedgekeurde oppervlakte in bezwaar is verkleind. Het College overweegt dat verweerder op grond van de wet verplicht was om ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen, maar dat dit niet zonder meer betekent dat appellant in een nadeliger positie is komen te verkeren. De uitspraak benadrukt dat de controle ter plaatse niet automatisch betekent dat appellant zijn aanvraag niet meer kan aanpassen, en dat de relevante onregelmatigheden moeten worden vastgesteld.
Het College draagt verweerder op om het bestreden besluit binnen vier weken te herstellen, zodat het in overeenstemming is met de Europese regelgeving. Dit betreft met name de vraag of de door appellant doorgegeven perceelsverkleiningen geaccepteerd kunnen worden, en in hoeverre appellant kan aantonen dat hij geen schuld heeft aan de te hoge opgave van zijn gewaspercelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de proceskosten en griffierechten zullen in de einduitspraak worden beoordeeld.