Bijlage
Richtlijn 2011/61/EU
Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 Voor de EER relevante tekst (tekst ten tijde in geding)
1. In deze richtlijn wordt verstaan onder:
“abi’s”: instellingen voor collectieve belegging, met inbegrip van beleggingscompartimenten daarvan, die:
i. i) bij een reeks beleggers kapitaal ophalen om dit overeenkomstig een bepaald beleggingsbeleid in het belang van deze beleggers te beleggen; en
ii) niet vergunningsplichtig zijn uit hoofde van artikel 5 van Richtlijn 2009/65/EG;
“abi-beheerders”: rechtspersonen waarvan de normale werkzaamheden bestaan in het beheren van een of meer abi’s;
(…)
“abi-beheer”: het verrichten van ten minste de in punt 1, onder a) of b), van bijlage I bedoelde beleggingsdiensten voor een of meer abi’s;
Artikel 9
Aanvangskapitaal en eigen vermogen
1. De lidstaten verlangen dat een abi-beheerder die een intern beheerde abi is, over een aanvangskapitaal van ten minste 300 000 EUR beschikt.
2. Wanneer een abi-beheerder als extern beheerder van abi’s is aangesteld, moet hij beschikken over een aanvangskapitaal van ten minste 125 000 EUR.
7. Ter dekking van mogelijke beroepsaansprakelijkheidsrisico’s die voortvloeien uit de werkzaamheden die een abi-beheerder krachtens deze richtlijn mag verrichten, moeten zowel intern beheerde abi’s als externe abi-beheerders:
a. a) ofwel over bijkomend eigen vermogen beschikken dat mogelijke beroepsaansprakelijkheidsrisico’s als gevolg van beroepsnalatigheid kan dekken; of
b) een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afsluiten voor aansprakelijkheid als gevolg van beroepsnalatigheid, die past bij de gedekte risico’s.
8. Het eigen vermogen, met inbegrip van het in lid 7, onder a), bedoelde bijkomend eigen vermogen, moet worden belegd in liquide middelen of in activa die op korte termijn direct in contant geld kunnen worden omgezet en mag geen speculatieve posities omvatten.
10. Met uitzondering van de leden 7 en 8 en van de gedelegeerde handelingen vastgesteld overeenkomstig lid 9, is dit artikel niet van toepassing op abi-beheerders die ook icbe-beheersmaatschappijen zijn.
1. Abi-beheerders zorgen voor een functionele en hiërarchische scheiding tussen de taken in verband met risicobeheer en die van de uitvoerende afdelingen, met inbegrip van de taken in verband met het portefeuillebeheer.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de abi-beheerder toetsen deze functionele en hiërarchische afzondering van de taken in verband met risicobeheer overeenkomstig de eerste alinea in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, met dien verstande dat de abi-beheerder te allen tijde moet kunnen aantonen dat hij specifieke voorzorgsmaatregelen in verband met belangenconflicten hanteert die de onafhankelijke werking van de risicobeheeractiviteiten waarborgen, en dat de procedures voor risicobeheer voldoen aan de vereisten in dit artikel en gekenmerkt worden door een constante doeltreffendheid.
2. De abi-beheerder implementeert passende risicobeheersystemen om alle relevante risico’s die verbonden zijn met elke abi-beleggingsstrategie en waaraan elke abi blootstaat of kan blootstaan, op afdoende wijze te herkennen, meten, beheersen en bewaken.
De abi-beheerder toetst de risicobeheersystemen met een passende frequentie, en ten minste eenmaal per jaar, en past ze indien nodig aan.
3. De abi-beheerder zorgt er in elk geval voor dat:
a. a) hij bij beleggingen voor de abi, naargelang van de beleggingsstrategie, de doelstellingen en het risicoprofiel van de abi een passende, gedocumenteerde en regelmatig bijgewerkte due diligence-procedure implementeert;
b) de risico’s van elke beleggingspositie van de abi en de algemene gevolgen ervan voor de portefeuille van de abi permanent naar behoren kunnen worden vastgesteld, gemeten, beheerd en bewaakt aan de hand van passende stresstestprocedures;
c) het risicoprofiel van de abi aansluit bij de omvang, portefeuillestructuur en beleggingsstrategieën en -doelstellingen van de abi, zoals deze zijn vastgelegd in het reglement of de statuten, het prospectus en de aanbiedingsdocumenten van de abi.
4. De abi-beheerder bepaalt de maximale hefboomfinanciering die hij voor elke abi in zijn beheer mag gebruiken, alsook de omvang van het recht op hergebruik van zekerheden of de garanties die in het kader van de hefboomfinancieringsregeling kunnen worden verleend. Hij houdt daarbij onder meer rekening met:
b) de strategie van de abi’s;
c) de hefboomfinancieringsbronnen van de abi’s;
d) alle overige interrelaties of relevante connecties met andere instellingen voor financiële dienstverlening die systeemrisico’s kunnen opleveren;
e) de noodzaak om de risicoblootstelling jegens om het even welke individuele tegenpartij te beperken;
f) de mate waarin hefboomposities zijn afgedekt;
g) de verhouding tussen activa en passiva;
h) de schaal en wijze waarop en de mate waarin de abi-beheerders op de betrokken markten actief zijn.
5. De Commissie stelt middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 56 en onder de voorwaarden van de artikelen 57 en 58 maatregelen vast tot precisering van:
a. a) de risicobeheersystemen die de abi-beheerders moeten gebruiken met betrekking tot de risico’s die zij aangaan voor de door hen beheerde abi’s;
b) de passende frequentie voor de evaluatie van het risicobeheersysteem;
c) hoe de risicobeheerstaken functioneel en hiërarchisch zullen worden gescheiden van de uitvoerende afdelingen, inclusief het portefeuillebeheer;
d) specifieke voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van belangenconflicten bedoeld in de tweede alinea van lid 1;
e) de in lid 3 bedoelde voorschriften.
1. De abi-beheerder zorgt ervoor dat er voor elke door hem beheerde abi passende en consistente procedures worden vastgesteld ten behoeve van het accuraat en onafhankelijk waarderen van de activa van de abi overeenkomstig dit artikel, het toepasselijke nationale recht en het reglement van de abi of de statuten.
2. De regels voor de waardering van activa en voor de berekening van de intrinsieke waarde per recht van deelneming of aandeel in de abi worden vastgelegd in het recht van het land waar de statutaire zetel van de abi gevestigd is, en/of in het reglement van de abi en/of de statuten.
3. De abi-beheerder zorgt er ook voor dat de intrinsieke waarde van de activa per recht van deelneming of aandeel in de abi in overeenstemming met dit artikel, de toepasselijke nationale wetgeving en het reglement of de statuten van de abi berekend en aan de beleggers meegedeeld wordt.
De gehanteerde waarderingsprocedures waarborgen dat de activa ten minste één maal per jaar worden gewaardeerd en dat de intrinsieke waarde van de activa per recht van deelneming of aandeel ten minste één keer per jaar wordt berekend.
(…)
1. Abi-beheerders die derden willen machtigen om taken voor hen uit te voeren, stellen de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van herkomst hiervan in kennis voordat de delegatieregelingen van kracht worden. Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
a. a) de abi-beheerder moet zijn hele delegatiestructuur met objectieve argumenten kunnen verklaren;
b) de gedelegeerde moet over voldoende middelen beschikken om de taken in kwestie te kunnen vervullen en de personen die het bedrijf feitelijk leiden, moeten als voldoende betrouwbaar bekend staan en over voldoende ervaring beschikken;
c) als het delegeren portefeuillebeheer of risicobeheer betreft, mag het mandaat alleen worden verleend aan instellingen waaraan voor het beheer van activa vergunning of erkenning is verstrekt, en die aan toezicht zijn onderworpen, of, wanneer niet aan deze voorwaarde kan worden voldaan, uitsluitend op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst vooraf toestemming hiertoe hebben verleend;
d) wanneer de delegatie portefeuillebeheer of risicobeheer betreft en is verleend aan een onderneming uit een derde land, moet niet alleen worden voldaan aan de vereisten onder letter c), maar moet bovendien worden gezorgd voor samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de abi-beheerder en de autoriteit die toezicht houdt op de onderneming;
e) de delegatie mag geen belemmering vormen voor een doeltreffend toezicht op de abi-beheerder en mag met name niet verhinderen dat de abi-beheerder handelt of dat de abi wordt beheerd in het beste belang van de beleggers in de abi;
f) de abi-beheerder moet kunnen aantonen dat de gedelegeerde gekwalificeerd is en in staat is om de taken in kwestie te vervullen, dat de gedelegeerde met de grootste zorg is gekozen en dat de abi-beheerder in staat is om de gedelegeerde taken voortdurend daadwerkelijk in het oog te houden, de gedelegeerde te allen tijde verdere instructies te geven en de delegatie met onmiddellijke ingang te herroepen wanneer dat in het belang van de beleggers is.
De abi-beheerder onderwerpt de diensten van iedere gedelegeerde doorlopend aan een evaluatie.
2. Het portefeuille- of risicobeheer mag niet gedelegeerd worden aan:
a. a) de bewaarder of een gedelegeerde van de bewaarder; of
b) om het even welke andere entiteit waarvan de belangen strijdig kunnen zijn met die van de abi-beheerder of de beleggers in de abi, tenzij deze entiteit de verrichting van zijn portefeuillebeheer of risicobeheer functioneel en hiërarchisch heeft gescheiden van zijn andere, mogelijkerwijs conflicterende taken, en de potentiële belangenconflicten naar behoren zijn geïdentificeerd, beheerd, gecontroleerd en meegedeeld aan de beleggers in de abi.
3. Ook wanneer de abi-beheerder taken aan een derde heeft gedelegeerd, en zelfs wanneer een verdere subdelegatie plaatsvindt, blijft de abi-beheerder volledig aansprakelijk jegens de abi en de beleggers in de abi. De abi-beheerder delegeert geen taken in die mate dat hij in wezen niet meer als de beheerder van de abi kan worden beschouwd en een brievenbusmaatschappij wordt.
Artikel 23
Verstrekking van informatie aan beleggers
1. De abi-beheerders moeten voor elke abi die zij beheren en voor elke abi die zij in de Unie verhandelen, informatie verstrekken aan de beleggers in de abi vooraleer zij hierin beleggen in overeenstemming met het reglement of de statuten van de abi, als eveneens alle materiële wijzigingen in deze informatie. Het gaat om:
a. a) een beschrijving van de beleggingsstrategie en -doelstellingen van de abi, inlichtingen over de vestigingsplaats van eventuele masterfondsen, en over de vestigingsplaats van de onderliggende fondsen als de abi een fonds van fondsen is, een beschrijving van de soorten activa waarin de abi mag beleggen, de technieken die het daarbij mag toepassen en alle daarmee gepaard gaande risico’s, van eventuele van toepassing zijnde beleggingsbeperkingen, de omstandigheden waaronder de abi hefboomfinanciering mag gebruiken, de toegestane soorten en bronnen van hefboomfinanciering en de daarmee gepaard gaande risico’s, van beperkingen op het gebruik van hefboomfinanciering, regelingen voor zekerheden en hergebruik van activa, en van de maximale hefboomfinanciering waarvoor de abi-beheerder voor de abi recht heeft op gebruik;
b) een beschrijving van de procedures waarmee de abi zijn beleggingsstrategie, zijn beleggingsbeleid of beide kan wijzigen;
c) een beschrijving van de voornaamste juridische implicaties van de contractuele verhouding die wordt aangegaan voor investeringen, met inbegrip van informatie over de rechterlijke bevoegdheid, de toepasselijke wetgeving en het al dan niet bestaan van rechtsinstrumenten die voorzien in de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het grondgebied waarop de abi is gevestigd;
d) de identiteit van de abi-beheerder en van de bewaarder, de auditor en andere dienstverleners van de abi, alsmede een beschrijving van hun taken en de rechten van de beleggers;
e) een beschrijving van de manier waarop de abi-beheerder voldoet aan de vereisten van artikel 9, lid 7;
f) een beschrijving van alle in bijlage I vermelde beheertaken die de abi-beheerder gedelegeerd heeft en van alle door de bewaarder gedelegeerde bewaringstaken, de identificatie van de delegatieverkrijger en eventuele belangenconflicten die uit dergelijke delegaties kunnen voortvloeien;
g) een beschrijving van de procedure voor de waardering van de abi en van de prijsstellingsmethodiek voor de waardering van activa, inclusief de methoden die gebruikt worden voor moeilijk te waarderen activa overeenkomstig artikel 19;
h) een beschrijving van het beheer van het liquiditeitsrisico van de abi, inclusief de terugbetalingsrechten onder zowel normale als uitzonderlijke omstandigheden, en de bestaande terugbetalingsregelingen met beleggers;
i. i) een beschrijving van alle vergoedingen, kosten en uitgaven en van de maximumbedragen die direct of indirect ten laste komen van de beleggers;
j) een beschrijving van de wijze waarop de abi-beheerder een billijke behandeling van beleggers waarborgt, wanneer een belegger een voorkeursbehandeling ten deel valt of het recht op een voorkeursbehandeling verwerft, een beschrijving van deze voorkeursbehandeling, het type beleggers dat een dergelijke voorkeursbehandeling verwerft en indien van toepassing hun juridische of economische banden met de abi of de abi-beheerder;
k) het meest recente jaarverslag als bedoeld in artikel 22;
l) de procedure en voorwaarden voor de uitgifte en de verkoop van rechten van deelneming of aandelen;
m) de meest recente intrinsieke waarde van de abi of de meest recente marktprijs van het recht van deelneming of het aandeel in de abi overeenkomstig artikel 19;
n) voor zover beschikbaar, het in het verleden behaalde rendement van de abi;
o) de identiteit van de prime broker, een beschrijving van alle materiële regelingen tussen de abi en zijn prime brokers en van de manier waarop belangenconflicten in dit verband beheerd worden, de bepaling in het contract met de bewaarder over de mogelijkheid tot overdracht en hergebruik van de activa van de abi, en informatie over elke eventuele overdracht van aansprakelijkheid aan de prime broker;
p) een beschrijving van de wijze en het tijdstip waarop de krachtens lid 4 en lid 5 vereiste informatie zal worden bekendgemaakt.
2. De abi-beheerder stelt de beleggers, voordat zij in de abi beleggen, in kennis van elke eventuele door de bewaarder getroffen regeling waarmee deze zich overeenkomstig artikel 21, lid 13, contractueel van aansprakelijkheid kwijt. De abi-beheerder stelt de beleggers eveneens onverwijld in kennis van eventuele wijzigingen in verband met de aansprakelijkheid van de bewaarder.
Bijlage I bij Richtlijn 2011/61/EU
1. Beleggingsdiensten die een abi-beheerder bij het beheer van een abi op zijn minst moet verlenen:
a. a) portefeuillebeheer;
2. Andere diensten die een abi-beheerder daarnaast bij het collectieve beheer van een abi kan verrichten:
i. i) de wettelijk verplichte en voor het fondsbeheer vereiste verslaglegging;
ii) verzoeken om inlichtingen van klanten;
iii) waardering en prijsstelling, met inbegrip van belastingaangiften;
iv) toezicht op de naleving van de regelgeving;
v) bijhouden van een deelnemersregister/aandeelhoudersregister;
vi) bestemming van de inkomsten;
vii) uitgifte en inkoop van rechten van deelneming/aandelen;
viii) afwikkeling van contracten, met inbegrip van de verzending van deelbewijzen;
ix) het bijhouden van bescheiden;
c) werkzaamheden met betrekking tot de activa van de abi’s, namelijk het verrichten van de diensten die noodzakelijk zijn voor het vervullen van de plichten inzake zaakwaarneming van de abi-beheerder, faciliteitenbeheer, beheer van vastgoed, advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichtingen op het gebied van fusie en overname van ondernemingen en andere diensten die verband houden met het beheer van de abi en de vennootschappen en andere activa waarin zij heeft belegd.
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht
1. Abi-beheerders betrachten een hoge mate van zorgvuldigheid bij het selecteren en continu bewaken van beleggingen.
2. Abi-beheerders zorgen ervoor dat zij voldoende kennis en begrip hebben van de activa waarin de abi heeft belegd.
3. Abi-beheerders gaan over tot de vaststelling, implementatie en toepassing van schriftelijke gedragslijnen en procedures inzake due diligence en implementeren effectieve regelingen om te garanderen dat namens de abi genomen beleggingsbeslissingen overeenkomstig de doelstellingen, de beleggingsstrategie en, in voorkomend geval, de risicolimieten van de abi worden uitgevoerd.
4. De in lid 3 bedoelde gedragslijnen en procedures inzake due diligence worden regelmatig getoetst en bijgewerkt.
Artikel 39
Permanente risicobeheerfunctie
1. Een abi-beheerder gaat over tot de instelling en instandhouding van een permanente risicobeheerfunctie (…)
Artikel 40
Risicobeheerbeleid
1. Een abi-beheerder gaat over tot de vaststelling, implementatie en instandhouding van een adequaat en gedocumenteerd risicobeheerbeleid dat de risico’s onderkent waaraan de door hem beheerde abi’s zijn of zouden kunnen worden blootgesteld.
2. Het risicobeheerbeleid omvat de procedures die noodzakelijk zijn om de abi-beheerder in staat te stellen voor elke door hem beheerde abi diens blootstelling aan markt-, liquiditeits- en tegenpartijrisico’s te beoordelen, alsook de blootstelling van de abi aan alle andere relevante risico’s, inclusief operationele risico’s, die van wezenlijk belang kunnen zijn voor elke door hem beheerde abi.
3. De abi-beheerder behandelt ten minste de volgende elementen in het risicobeheerbeleid:
a. a) de technieken, instrumenten en regelingen die hem in staat stellen om aan artikel 45 te voldoen;
b) de technieken, instrumenten en regelingen die hem in staat stellen onder zowel normale als uitzonderlijke liquiditeitsomstandigheden het liquiditeitsrisico van de abi te beoordelen en te bewaken, onder meer met behulp van overeenkomstig artikel 48 regelmatig uitgevoerde stresstests;
c) de verdeling van de verantwoordelijkheden binnen de abi-beheerder met betrekking tot het risicobeheer;
d) de overeenkomstig artikel 44 van deze verordening vastgestelde risicolimieten en een toelichting van de wijze waarop deze aansluiten bij het overeenkomstig artikel 23, lid 4, onder c), van Richtlijn 2011/61/EU aan de beleggers meegedeelde risicoprofiel van de abi;
e) de voorwaarden, inhoud en frequentie van de rapportage door de in artikel 39 bedoelde permanente risicobeheerfunctie en voor wie deze rapportage is bestemd.
Artikel 42
Functionele en hiërarchische scheiding van de risicobeheerfunctie
1. De risicobeheerfunctie wordt pas als functioneel en hiërarchisch gescheiden van de operationele diensten, met inbegrip van het portefeuillebeheer, beschouwd als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) de bij de uitoefening van de risicobeheerfunctie betrokken personen staan niet onder toezicht van de personen die voor de werking van de operationele diensten – met inbegrip van het portefeuillebeheer – van de abi-beheerder verantwoordelijk zijn;
b) de bij de uitoefening van de risicobeheerfunctie betrokken personen zijn niet betrokken bij de uitvoering van werkzaamheden binnen de operationele diensten, met inbegrip van het portefeuillebeheer;
c) de bij de uitoefening van de risicobeheerfunctie betrokken personen worden vergoed overeenkomstig de verwezenlijking van de met die functie samenhangende doelstellingen, ongeacht de prestatie van de operationele diensten, met inbegrip van het portefeuillebeheer;
d) de beloning van hogere leidinggevende medewerkers die bij de risicobeheerfunctie betrokken zijn, staat onder rechtstreeks toezicht van de remuneratiecommissie indien een dergelijke commissie is opgericht.
2. De functionele en hiërarchische scheiding van de risicobeheerfunctie overeenkomstig lid 1 is overal in de hiërarchische structuur van de abi-beheerder, zelfs tot in zijn bestuursorgaan, gewaarborgd. De scheiding wordt beoordeeld door het bestuursorgaan en, in voorkomend geval, de toezichtfunctie van de abi-beheerder.
3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de abi-beheerder toetsen de wijze waarop de abi-beheerder de leden 1 en 2 heeft toegepast aan de criteria die in artikel 15, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2011/61/EU zijn vastgelegd.
1. Een abi-beheerder gaat over tot de vaststelling en implementatie van kwantitatieve of kwalitatieve risicolimieten, of beide, voor elke door hem beheerde abi, waarbij met alle relevante risico’s rekening wordt gehouden. Ingeval alleen kwalitatieve limieten worden vastgesteld, kan de abi-beheerder deze aanpak rechtvaardigen tegenover de bevoegde autoriteit.
2. De kwalitatieve en kwantitatieve risicolimieten voor elke abi hebben ten minste betrekking op de volgende risico’s:
e) operationele risico’s.
3. Bij de vaststelling van risicolimieten houdt de abi-beheerder rekening met de strategieën en activa die met betrekking tot elke door hem beheerde abi worden gebruikt, alsmede met de nationale regels die op elk van die abi’s van toepassing zijn. Deze risicolimieten sluiten aan bij het overeenkomstig artikel 23, lid 4, onder c), van Richtlijn 2011/61/EU aan de beleggers meegedeelde risicoprofiel van de abi en zijn goedgekeurd door het bestuursorgaan.
Artikel 61
Permanente compliancefunctie
1. Abi-beheerders gaan over tot de vaststelling, implementatie en instandhouding van adequate gedragsregels en afdoende procedures waarmee elk risico dat de abi-beheerder niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2011/61/EU voldoet, alsmede alle daaraan verbonden risico’s kunnen worden opgespoord, en voorzien in passende maatregelen en procedures die dergelijke risico’s tot een minimum beperken en de bevoegde autoriteiten in staat stellen de hun bij die richtlijn verleende bevoegdheden effectief uit te oefenen.
Abi-beheerders houden rekening met de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het gamma van de diensten en activiteiten die in het kader van dat bedrijf worden verricht.
2. Een abi-beheerder gaat over tot de instelling en instandhouding van een permanente en effectieve compliancefunctie die onafhankelijk is (…)
Artikel 67
Gedragslijnen en procedures voor de waardering van de abi-activa
1. Voor elke door hen beheerde abi gaan abi-beheerders over tot de vaststelling, instandhouding, implementatie en evaluatie van schriftelijke gedragslijnen en procedures die een deugdelijk, transparant, alomvattend en naar behoren gedocumenteerd waarderingsproces garanderen. De gedragslijnen en procedures voor de waardering hebben betrekking op alle wezenlijke aspecten van het waarderingsproces en de waarderingsprocedures en -controles met betrekking tot de betrokken abi.
Onverminderd de vereisten uit hoofde van de nationale wetgeving en het reglement en de statuten van de abi, zorgt de abi-beheerder ervoor dat voor de door hem beheerde abi’s getrouwe, passende en transparante waarderingsmethodieken worden toegepast. In de gedragslijnen voor de waardering wordt aangegeven welke waarderingsmethodieken moeten worden gebruikt voor elke activasoort waarin de abi overeenkomstig het toepasselijke nationale recht en het reglement en de statuten van de abi mag beleggen, en de procedures geven uitvoering aan deze waarderingsmethodieken. De abi-beheerder belegt pas voor het eerst in een bepaalde activasoort wanneer een passende waarderingsmethodiek of passende waarderingsmethodieken voor deze specifieke activasoort zijn vastgesteld.
De gedragslijnen en procedures tot vaststelling van de waarderingsmethodieken bevatten inputs, modellen en de criteria voor de selectie van de bronnen van prijsbepalings- en marktgegevens. Zij bepalen dat, telkens als zulks mogelijk en passend is, de prijzen van onafhankelijke bronnen afkomstig moeten zijn. Het proces voor de selectie van een bepaalde methodiek omvat een beoordeling van de beschikbare in aanmerking komende methodieken, waarbij rekening wordt gehouden met de gevoeligheid ervan voor veranderingen in variabelen en met de wijze waarop specifieke strategieën de relatieve waarde van de activa in de portefeuille bepalen.
2. In de gedragslijnen voor de waardering worden de verplichtingen, taken en verantwoordelijkheden van alle bij het waarderingsproces betrokken partijen, met inbegrip van de directie van de abi-beheerder, vastgelegd. De procedures weerspiegelen de organisatiestructuur zoals deze in de gedragslijnen voor de waardering is beschreven.
De gedragslijnen en procedures voor de waardering hebben ten minste betrekking op het volgende:
a. a) de vakbekwaamheid en onafhankelijkheid van het personeel dat de waardering van de activa daadwerkelijk uitvoert;
b) de specifieke beleggingsstrategieën van de abi en de activa waarin de abi eventueel kan beleggen;
c) de controles op de selectie van de voor de waardering gehanteerde inputs, bronnen en methodieken;
d) de escalatiemaatregelen voor het wegwerken van verschillen in activawaarden;
e) de waardering van aanpassingen die met de omvang en liquiditeit van posities, dan wel met veranderingen in de marktomstandigheden samenhangen, al naargelang het geval;
f) het passende tijdstip voor de afsluiting van de boeken voor waarderingsdoeleinden;
g) de passende frequentie voor de waardering van de activa.
Artikel 69
Consequente toepassing van de gedragslijnen en procedures voor de waardering
1. Een abi-beheerder zorgt ervoor dat de gedragslijnen en procedures voor de waardering en de vastgestelde waarderingsmethodieken consequent worden toegepast.
2. De gedragslijnen en procedures voor de waardering en de vastgestelde methodieken worden toegepast op alle activa binnen een abi, waarbij rekening wordt gehouden met de beleggingsstrategie, de activasoort en, in voorkomend geval, het bestaan van verschillende externe taxateurs.
3. Ingeval de gedragslijnen en procedures niet behoeven te worden geactualiseerd, worden zij consequent in de tijd toegepast en blijven ook de waarderingsbronnen en -regels consistent in de tijd.
4. De waarderingsprocedures en de vastgestelde waarderingsmethodieken worden consequent toegepast op alle door dezelfde abi-beheerder beheerde abi’s, waarbij rekening wordt gehouden met de beleggingsstrategieën, de activasoorten die de abi’s in portefeuille hebben en, in voorkomend geval, het bestaan van verschillende externe taxateurs.
Artikel 70
Periodieke evaluatie van de gedragslijnen en procedures voor de waardering
1. De gedragslijnen voor de waardering voorzien in een periodieke evaluatie van de gedragslijnen en procedures, welke onder meer ook de waarderingsmethodieken omvat. De evaluatie vindt ten minste eenmaal per jaar plaats en voordat de abi een nieuwe beleggingsstrategie of een nieuwe activasoort gaat hanteren die niet door de geldende gedragslijnen voor de waardering wordt bestreken.
Artikel 76
Objectieve argumenten voor de delegatie
1. De abi-beheerder verstrekt de bevoegde autoriteiten een gedetailleerde beschrijving, toelichting en staving van de objectieve argumenten voor de delegatie. Bij de toetsing of de hele delegatiestructuur is gebaseerd op objectieve argumenten in de zin van artikel 20, lid 1, onder a), van Richtlijn 2011/61/EU worden de volgende criteria in aanmerking genomen:
a. a) optimalisatie van bedrijfsfuncties en -processen;
c) deskundigheid van de gedelegeerde op het gebied van administratie, dan wel specifieke markten of beleggingen;
d) toegang van de gedelegeerde tot mondiale handelsmogelijkheden.
2. Op verzoek van de bevoegde autoriteiten verstrekt een abi-beheerder nadere uitleg en legt hij documenten over die aantonen dat de hele delegatiestructuur op objectieve argumenten is gebaseerd.
Algemene wet bestuursrecht
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 5:16
Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.
1. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
Wet op het financieel toezicht
1. Algemeen deel
Artikel 1:1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voorzover niet anders is bepaald, verstaan onder:
(…)
beheerder van een icbe: degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf het beheer voert over een of meer icbe’s;
beheren van een beleggingsinstelling: als beheerder verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in bijlage I van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen;
(…)
beleggingsinstelling: beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen in de vorm van een beleggingsfonds of een beleggingsmaatschappij;
(…)
beleggingsmaatschappij: een rechtspersoon die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vraagt of verkrijgt teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen, niet zijnde een maatschappij voor collectieve belegging in effecten;
(…)
icbe: maatschappij voor collectieve belegging in effecten of fonds voor collectieve belegging in effecten, in de vorm van:
a. een instelling als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten;
c. een master-icbe die ten minste twee feeder-icbe’s als deelnemer heeft en waarvan de rechten van deelneming verhandelbaar zijn en op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;
(…)
toezichthouder: de Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten, ieder voor zover belast met de uitoefening van taken ingevolge deze wet;
(…)
uitbesteden: het door een financiële onderneming verlenen van een opdracht aan een derde tot het ten behoeve van die financiële onderneming verrichten van werkzaamheden:
a. die deel uitmaken van of voortvloeien uit het uitoefenen van haar bedrijf of het verlenen van financiële diensten; of
b. die deel uitmaken van de wezenlijke bedrijfsprocessen ter ondersteuning daarvan;
Artikel 1:12 (vervallen per 1 april 2013)
1. Onverminderd het derde lid en artikel 2:69a is deze wet, met uitzondering van dit deel, artikel 3:7 en de hoofdstukken 5.1, 5.3, 5.4 en 5.5, niet van toepassing op beleggingsinstellingen die rechten van deelneming aanbieden aan:
a. minder dan honderd personen die geen gekwalificeerde belegger zijn; of
b. uitsluitend gekwalificeerde beleggers.
1. Gedragstoezicht is, mede in het belang van de stabiliteit van het financiële stelsel, gericht op ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten.
2. De Autoriteit Financiële Markten heeft, op de grondslag van deze wet, tot taak het gedragstoezicht op financiële markten uit te oefenen en te beslissen omtrent de toelating van financiële ondernemingen tot die markten.
3. De Autoriteit Financiële Markten kan, indien een verordening als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betrekking heeft op ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen of zorgvuldige behandeling van cliënten, bij algemene maatregel van bestuur tevens worden belast met de uitvoering en handhaving van de bij of krachtens die verordening gestelde regels.
1. De toezichthouder kan ten behoeve van de uitoefening van een taak ingevolge deze wet van een ieder inlichtingen vorderen.
2. De artikelen 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld met het oog op de belangen die het desbetreffende deel beoogt te beschermen.
Artikel 1:104 (tekst tot 29 december 2020)
1. De toezichthouder kan een door hem verleende vergunning wijzigen, geheel of gedeeltelijk intrekken of beperken, dan wel daaraan nadere voorschriften verbinden, indien:
d. de vergunninghouder niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels dan wel niet meer voldoet aan de aan de vergunning verbonden voorschriften of gestelde beperkingen;
o. de vergunninghouder niet of niet meer voldoet aan de bij of krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme gestelde regels; (…)
[artikel 1:104, eerste lid, aanhef en onder o is per 29 december 2020 vernummerd tot p]
2. Deel Markttoegang Financiële Ondernemingen
Artikel 2:65
Het is verboden een Nederlandse beleggingsinstelling te beheren of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling in Nederland aan te bieden of als Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling een beleggingsinstelling te beheren of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling aan te bieden:
a. zonder dat de beheerder van de beleggingsinstelling een door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning voor het beheren van beleggingsinstellingen heeft; (…)
1. Artikel 2:65 is niet van toepassing op een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling:
a. die rechtstreeks of door middel van een onderneming waarmee hij is verbonden door een gezamenlijke bedrijfsvoering, een gezamenlijke zeggenschapsuitoefening of een gekwalificeerde deelneming, portefeuilles van beleggingsinstellingen beheert waarvan het totaal aan beheerde activa:
1°. niet groter is dan € 100 000 000; of
2°. niet groter is dan € 500 000 000 indien de beleggingsinstellingen geen gebruik maken van hefboomfinanciering en geen recht tot inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de verschillende beleggingsinstellingen kan worden uitgeoefend gedurende een periode van vijf jaar vanaf het tijdstip waarop de rechten in de verschillende beleggingsinstellingen voor het eerst zijn verworven; en
b. indien rechten van deelneming in de door hem beheerde beleggingsinstelling:
1°. worden aangeboden aan minder dan honderdvijftig personen;
2°. voor zover die rechten slechts kunnen worden verworven tegen een tegenwaarde van ten minste € 100 000 per deelnemer; of
3°. voor zover die rechten een nominale waarde per recht hebben van ten minste € 100 000.
2. Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing indien rechten van deelneming uitsluitend worden aangeboden aan professionele beleggers.
1. De Autoriteit Financiële Markten verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:65, aanhef en onderdeel a, indien de aanvrager aantoont dat met betrekking tot de beheerder van een beleggingsinstelling zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
3. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens. Bij of krachtens de in de vorige volzin genoemde algemene maatregel van bestuur wordt onderscheid gemaakt tussen gegevens die noodzakelijk zijn voor het doen van een volledige aanvraag en gegevens die op een later tijdstip kunnen worden verstrekt.
3. Deel Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen
3. Onverminderd artikel 4:14 is het tweede lid, aanhef en onderdeel c, van overeenkomstige toepassing op beheerders met zetel in Nederland van een icbe, beleggingsondernemingen met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland, bewaarders met zetel in Nederland, Nederlandse beheerders van een beleggingsinstelling en pensioenbewaarders die zijn verbonden aan een pensioenfonds of premiepensioeninstelling met zetel in Nederland.
1. De volgende financiële ondernemingen met zetel in Nederland beschikken over voldoende solvabiliteit:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de solvabiliteit van de financiële ondernemingen, bedoeld in het eerste lid. Deze regels kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de minimumomvang, de samenstelling en de berekening van de solvabiliteit, alsmede op de waardering van de vermogensbestanddelen die tot de solvabiliteit kunnen worden gerekend.
4. Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen
1. Dit deel is, voor zover niet anders is bepaald, van toepassing op:
d. icbe’s waaraan het ingevolge afdeling 2.2.7 is toegestaan in Nederland rechten van deelneming aan te bieden, de beheerders van die icbe’s en de aan die icbe’s verbonden bewaarders;
5. Het ingevolge dit deel bepaalde is niet van toepassing op beheerders van beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 2:66a, eerste en tweede lid, tenzij de beheerder op vrijwillige basis een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 heeft verkregen.
1. Het dagelijks beleid van een beheerder van een beleggingsinstelling, beleggingsmaatschappij, beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten, beleggingsonderneming, bewaarder, datarapporteringsdienstverlener, financiëledienstverlener of pensioenbewaarder wordt bepaald door personen die geschikt zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van de financiële onderneming. Indien binnen de financiële onderneming een orgaan is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming, wordt dit toezicht gehouden door personen die geschikt zijn voor de uitoefening van dit toezicht.
1. Het beleid van een beheerder van een beleggingsinstelling, beleggingsmaatschappij, beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten, beleggingsonderneming, bewaarder, datarapporteringsdienstverlener, financiëledienstverlener of pensioenbewaarder wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Indien binnen de financiële onderneming een orgaan is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming wordt dit toezicht gehouden door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat.
2. De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van deze wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld dat de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid buiten twijfel staat en welke feiten en omstandigheden daarbij in aanmerking worden genomen alsmede met betrekking tot de misdrijven die, indien begaan door die persoon, met het oog op de belangen die de wet beoogt te beschermen, tot de vaststelling leiden dat de betrouwbaarheid van die persoon niet buiten twijfel staat.
1. Een beheerder van een beleggingsinstelling, beheerder van een icbe, beleggingsmaatschappij, maatschappij voor collectieve belegging in effecten, beleggingsonderneming, bewaarder, financiëledienstverlener of pensioenbewaarder is niet met personen verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur die in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de beheerder van een beleggingsinstelling, beheerder van een icbe, de door de beheerder van een beleggingsinstelling, beheerder van een icbe beheerde beleggingsinstellingen onderscheidenlijk icbe’s, de beleggingsmaatschappij, maatschappij voor collectieve belegging in effecten, de beleggingsonderneming, de bewaarder onderscheidenlijk de financiëledienstverlener.
1. Een beheerder van een beleggingsinstelling, een beheerder van een icbe, beleggingsinstelling, icbe, beleggingsonderneming, bewaarder, datarapporteringsdienstverlener of pensioenbewaarder richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van zijn onderscheidenlijk haar bedrijf waarborgt.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid. Deze regels hebben betrekking op:
a. het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s;
b. integriteit, waaronder wordt verstaan het tegengaan van:
1°. belangenverstrengeling;
2°. het begaan van strafbare feiten of andere wetsovertredingen door de financiële onderneming of haar werknemers die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden;
3°. relaties met cliënten of deelnemers die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden; en
4°.andere handelingen door de financiële onderneming of haar werknemers die op een dusdanige wijze ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat hierdoor het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad; en
c. ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten en deelnemers, waaronder wordt verstaan:
1°. het waarborgen van de informatieverstrekking aan cliënten of deelnemers;
2°. het waarborgen van de vastlegging van de relatie met de cliënten of deelnemers;
3°. het waarborgen van de zorgvuldige behandeling van cliënten of deelnemers;
4°. het tegengaan van belangenconflicten tussen de financiële onderneming en cliënten of deelnemers en tussen de cliënten of deelnemers onderling;
5°. het waarborgen van de rechten van cliënten of deelnemers; en
6°. andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen.
(…)
1. Indien een financiële onderneming werkzaamheden uitbesteedt aan een derde, draagt die financiële onderneming er zorg voor dat deze derde de ingevolge dit deel met betrekking tot die werkzaamheden op de uitbestedende financiële onderneming van toepassing zijnde regels naleeft.
2. Een beheerder van een beleggingsinstelling, beheerder van een icbe, bewaarder, betaalinstelling of elektronischgeldinstelling besteedt bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen werkzaamheden niet uit.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur:
a. worden in verband met het toezicht op de naleving van het ingevolge dit deel bepaalde, regels gesteld met betrekking tot het uitbesteden van werkzaamheden door financiële ondernemingen;
b. worden regels gesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die verband houden met het uitbesteden van werkzaamheden door beheerders van beleggingsinstellingen, beheerders van icbe’s, bewaarders en beleggingsondernemingen; en
c. worden regels gesteld met betrekking tot de tussen een beheerder van een beleggingsinstelling, beheerder van een icbe, bewaarder of beleggingsonderneming en de derde te sluiten overeenkomst inzake het uitbesteden van werkzaamheden.
1. Een financiële onderneming draagt er zorg voor dat de door of namens haar verstrekte of beschikbaar gestelde informatie ter zake van een financieel product, financiële dienst of nevendienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan ingevolge deze wet te verstrekken of beschikbaar te stellen informatie.
2. De door een financiële onderneming aan cliënten verstrekte of beschikbaar gestelde informatie, waaronder reclame-uitingen, ter zake van een financieel product, financiële dienst of nevendienst is correct, duidelijk en niet misleidend.
3. De financiële onderneming draagt er zorg voor dat het commerciële oogmerk van de verstrekte of beschikbaar gestelde informatie als zodanig herkenbaar is.
4. Het eerste tot en met derde lid is niet van toepassing op een beheerder van een beleggingsinstelling en een beheerder van een icbe.
1. Een financiële onderneming meldt wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:3.0d, eerste lid, 2:13, tweede lid, 2:22, tweede lid, 2:32, tweede lid, 2:33, tweede lid, 2:42, tweede lid, 2:43, tweede lid, 2:58, tweede lid, 2:63, tweede lid, 2:67, derde lid, 2:67b, tweede lid, 2:68, derde lid, 2:72, tweede lid, 2:73, eerste lid, 2:78, tweede lid, 2:83, tweede lid, 2:89, tweede lid, 2:94, tweede lid, 2:99, derde lid, 2:105, vijfde lid, 2:125, eerste lid, 2:126, eerste lid, 2:130, eerste lid, 3:110, tweede lid, 4:5, derde lid, 4:10, derde lid, 4:37c, zevende lid, 4:50, eerste lid, of 4:71, derde lid, verstrekking van gegevens is voorgeschreven aan de Autoriteit Financiële Markten.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, onder vermelding van de te volgen procedures, bepaald welke wijzigingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden gemeld, welke gegevens daarbij worden verstrekt en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer mogen worden gelegd.
1. Een beheerder van een Nederlandse beleggingsinstelling:
a. heeft procedures met betrekking tot de waardering van de activa van de door hem beheerde Nederlandse beleggingsinstellingen;
b. voert ten minste een maal per jaar een waardering van de activa van de door hem beheerde Nederlandse beleggingsinstellingen uit of ziet toe dat een waardering van de activa wordt uitgevoerd door een externe taxateur;
c. bepaalt ten minste een maal per jaar de intrinsieke waarde per recht van deelneming in de door hem beheerde Nederlandse beleggingsinstellingen;
d. draagt er zorg voor dat in de statuten of het fondsreglement van de beleggingsinstelling vermelden op welke wijze de deelnemers in kennis worden gesteld van de waardering, bedoeld in onderdeel b, en de intrinsieke waarde, bedoeld in onderdeel c; en
e. stelt de deelnemers in kennis over de waarderingen, bedoeld in onderdeel b, en de intrinsieke waarde, bedoeld in onderdeel c, overeenkomstig de statuten of het fondsreglement van de beleggingsinstelling.
5. De Autoriteit Financiële Markten kan de Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling verplichten:
a. een andere externe taxateur aan te stellen indien de externe taxateur niet voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen regels, bedoeld in het derde lid; en
b. de procedures met betrekking tot de waardering van de activa van de door hem beheerde beleggingsinstellingen en de waarderingen van de activa van de door hem beheerde beleggingsinstellingen te laten controleren door een externe taxateur of accountant indien de waardering niet wordt uitgevoerd door een onafhankelijke externe taxateur.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de waardering van de activa van de door een beheerder beheerde Nederlandse beleggingsinstellingen en de berekening van de intrinsieke waarde per recht van deelneming in die belegginginstellingen.
1. Indien een beheerder van een beleggingsinstelling rechten van deelneming in een door hem beheerde beleggingsinstelling in Nederland aanbiedt, verstrekt hij aan beleggers voordat zij die rechten verwerven een prospectus over die beleggingsinstelling.
2. De beheerder van een beleggingsinstelling actualiseert het prospectus, bedoeld in het eerste lid, zodra daartoe aanleiding bestaat.
3. Indien een beleggingsinstelling bestaat uit subfondsen, neemt de beheerder de specifiek voor een subfonds geldende voorwaarden op in het prospectus van de beleggingsinstelling.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het prospectus, bedoeld in het eerste lid.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden aanvullende regels gesteld met betrekking tot de bedrijfsvoering, de informatie aan beleggers en deelnemers, informatie aan toezichthoudende instanties, bevoegdheden van toezichthoudende instanties en adequate behandeling van deelnemers. Deze aanvullende regels zijn van toepassing voor zover een beheerder van een beleggingsinstelling rechten van deelneming aanbiedt aan niet-professionele beleggers in Nederland, tenzij de beheerder van een beleggingsinstelling rechten van deelneming aanbiedt:
a. die slechts kunnen worden verworven tegen een tegenwaarde van ten minste € 100.000 per deelnemer; of
b. die een nominale waarde per recht hebben van ten minste € 100.000.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de Autoriteit Financiële Markten volgens daarbij te stellen regels ontheffing kan verlenen van de krachtens het eerste lid gestelde regels.
Artikel 4:50
Een beheerder van een icbe verstrekt ten minste twee weken voordat rechten van deelneming in een door hem beheerde icbe worden aangeboden aan de Autoriteit Financiële Markten ten behoeve van opname van de icbe in het register, bedoeld in artikel 1:107, de volgende gegevens:
a. de naam en het adres van de beheerder van de icbe;
b. de naam en het adres van de icbe;
c. indien van toepassing: de namen van de personen die het dagelijks beleid van de maatschappij voor collectieve belegging in effecten bepalen, de namen van de personen die het beleid van de maatschappij voor collectieve belegging in effecten bepalen of mede bepalen en de namen van de personen die onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de maatschappij voor collectieve belegging in effecten;
d. de naam en het adres van de eventueel aan de icbe verbonden bewaarder van een icbe;
e. de wijze van in- en verkoop van rechten van deelneming;
f. een beschrijving van het beleggingsbeleid van de icbe;
g. de eventuele notering op een gereglementeerde markt;
h. de beoogde datum van het aanbieden van de rechten van deelneming; en
i. indien van toepassing: het fondsreglement van het fonds voor collectieve belegging in effecten.
Besluit prudentiële regels Wft
1. Een beheerder van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 3:17, derde lid, van de wet voert met betrekking tot de beleggingsinstellingen die hij beheert beleid gericht op het beheersen van risico’s die de soliditeit van die instellingen kunnen aantasten.
2. De beheerder beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat wordt voldaan aan de ingevolge artikel 15 en 16 van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde voorwaarden die met het oog op de in het eerste lid bedoelde belangen worden gesteld.
1. De solvabiliteit van een beheerder van een beleggingsinstelling, beheerder van een icbe, betaalinstelling, elektronischgeldinstelling, kredietunie of premiepensioeninstelling als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet is voldoende, indien het aanwezige in aanmerking komende toetsingsvermogen van de onderneming ten minste gelijk is aan de minimum omvang van het toetsingsvermogen, berekend overeenkomstig de artikelen 60a, 61, 63, 63a, 63b en 64.
1. In aanvulling op het op grond van de artikelen 48, eerste lid, onderdelen c en e, vereiste minimumbedrag aan eigen vermogen en het op grond van artikel 63 vereiste toetsingsvermogen, beschikt een beleggingsmaatschappij die geen aparte beheerder heeft, of een beheerder van een beleggingsinstelling, over een bijkomend toetsingsvermogen of een beroepsaansprakelijkheidsverzekering ter dekking van mogelijke beroepsaansprakelijkheidsrisico’s in overeenstemming met artikel 9, zevende en negende lid, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen.
2. Het eigen vermogen, toetsingsvermogen en het bijkomend toetsingsvermogen als bedoeld in het eerste lid wordt belegd in overeenstemming met artikel 9, achtste lid, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen.
Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft
1. Een beheerder van een icbe beschikt over een organisatieonderdeel dat op onafhankelijke en effectieve wijze een compliancefunctie uitoefent.
2. Het organisatieonderdeel, bedoeld in het eerste lid, heeft als taak:
a. het controleren van de naleving van wettelijke regels en van interne regels die de beheerder heeft opgesteld;
b. het adviseren van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheren van icbe’s bij de naleving van wettelijke regels en interne regels;
c. het toezien op de deugdelijkheid en effectiviteit van de interne regels en procedures;
d. het beoordelen van de effectiviteit van de procedures die zijn opgesteld en maatregelen die zijn genomen om gesignaleerde onvolkomenheden bij de naleving van wettelijke regels en interne regels op te heffen; en
e. het ten minste jaarlijks rapporteren aan de personen die het dagelijks beleid van de beheerder bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beheerder inzake aangelegenheden met betrekking tot de naleving van wettelijke regels en interne regels. In de jaarlijkse rapportage wordt met name vermeld of maatregelen zijn genomen in het geval van gesignaleerde tekortkomingen.
3. Het organisatieonderdeel dat de compliancefunctie uitoefent beschikt over de nodige autoriteit, middelen, deskundigheid en toegang tot alle noodzakelijke informatie om haar taken onafhankelijk en effectief te kunnen uitoefenen.
1. Een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling voert met betrekking tot de beleggingsinstellingen die hij beheert, beleid gericht op het beheersen van risico’s die de in artikel 4:14, tweede lid, onderdeel c, aanhef, van de wet bedoelde belangen kunnen schaden.
2. De beheerder beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat wordt voldaan aan de ingevolge artikel 15, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde voorwaarden die met het oog op de in het eerste lid bedoelde belangen worden gesteld.
Artikel 37a
Uitbesteding van werkzaamheden in een door een Nederlandse beheerder beheerde beleggingsinstelling door een beheerder of een derde is slechts toegestaan, indien wordt voldaan aan de ingevolge artikel 20 van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde eisen.
1. Een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling meldt voorgenomen wijzigingen van de gegevens, bedoeld in artikel 4:37c, zesde lid, van de wet ten minste een maand voorafgaand aan de wijziging schriftelijk aan de Autoriteit Financiële Markten.
2. In afwijking van het eerste lid meldt de beheerder wijzigingen die hij niet heeft kunnen voorzien onverwijld nadat de wijziging is doorgevoerd aan de Autoriteit Financiële Markten.
3. Indien de beheerder als gevolg van de voorgenomen wijziging niet meer aan de ingevolge de wet gestelde regels zou voldoen, deelt de Autoriteit Financiële Markten hem mede dat de voorgenomen wijziging niet doorgevoerd kan worden.
4. De melding, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de ingevolge artikel 31, vijfde lid, onderdeel b, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde eisen.
Artikel 115i
De waardering van de activa en de berekening van de intrinsieke waarde per recht van deelneming van een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling voldoet aan de ingevolge artikel 19 van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde eisen.
Artikel 115j
Het prospectus, bedoeld in artikel 4:37l, eerste lid, van de wet, bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, eerste volzin, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen.
1. Een beheerder voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt. Hieronder wordt verstaan dat:
a. belangenverstrengeling wordt tegengegaan;
b. wordt tegengegaan dat de beheerder of haar werknemers strafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de beheerder of in de financiële markten kunnen schaden;
c. wordt tegengegaan dat wegens haar cliënten het vertrouwen in de beheerder of in de financiële markten kan worden geschaad; en
d. wordt tegengegaan dat andere handelingen door de beheerder of haar werknemers worden verricht die op een dusdanige wijze ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat hierdoor het vertrouwen in de beheerder of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad.
1. Onverminderd artikel 115j bevat het prospectus tevens:
a. de gegevens, genoemd in bijlage I, met uitzondering van de onderdelen 1.3, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.10, 3.2, 3.3, 4.7, 5.1, 5.3, 5.12, 5.15–5.18, 5.20, 7.1, 7.4, 10.2 en 11.1.
b. de gegevens, genoemd in bijlage I, onderdelen 3.2, 3.3, 4.7 en 10.2, met dien verstande dat publicatie alleen geschiedt op de website van de beheerder.
c. de gegevens die voor beleggers noodzakelijk zijn om zich een oordeel te vormen over de beleggingsinstelling en de daaraan verbonden kosten en risico’s;
d. een verklaring van de beheerder dat hijzelf, de beleggingsinstelling en de eventueel daaraan verbonden bewaarder voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde regels en dat het prospectus voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde regels;
e. een mededeling van een accountant, onder vermelding van zijn naam en kantooradres, dat het prospectus de ingevolge de wet voorgeschreven gegevens bevat.
2. De Autoriteit Financiële Markten kan verlangen dat het prospectus, bedoeld in artikel 4:37l van de wet, van een beheerder, in een of meer door haar te bepalen talen beschikbaar wordt gesteld indien dit, gelet op de voorgenomen verspreiding van het prospectus, noodzakelijk is voor een adequate informatieverschaffing aan het publiek.
3. Artikel 118, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van beleggingsinstellingen waarvan de rechten van deelneming verhandelbaar zijn en niet op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald.
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
1. Deze wet is van toepassing op banken en andere financiële ondernemingen, alsmede op de ingevolge het vierde lid aangewezen natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten.
(…)
3.Als andere financiële ondernemingen worden aangemerkt:
(…)
h. icbe’s als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
6. Indien een beleggingsinstelling als bedoeld in het derde lid, onderdeel d, een beleggingsmaatschappij met aparte beheerder is of een beleggingsfonds of indien een icbe als bedoeld in het derde lid, onderdeel h, een fonds voor collectieve belegging in effecten of een maatschappij voor collectieve belegging in effecten met aparte beheerder is, draagt de beheerder van de betreffende instelling zorg voor de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels door de instelling.
1. Een instelling verricht ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme cliëntenonderzoek.
2. Het cliëntenonderzoek stelt de instelling in staat om:
a. de cliënt te identificeren en diens identiteit te verifiëren;
b. de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt te identificeren en redelijke maatregelen te nemen om zijn identiteit te verifiëren, indien de cliënt een rechtspersoon is, redelijke maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt, en indien de uiteindelijk belanghebbende lid is van het hoger leidinggevend personeel, noodzakelijke redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te verifiëren van de natuurlijke persoon die lid is van het hoger leidinggevend personeel, waarbij de genomen maatregelen en de ondervonden moeilijkheden tijdens het verificatieproces worden vastgelegd;
c. het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;
d. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de cliënt en diens risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;
e. vast te stellen of de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt daartoe bevoegd is en in voorkomend geval de natuurlijke persoon te identificeren en diens identiteit te verifiëren;
f. redelijke maatregelen te nemen om te verifiëren of de cliënt ten behoeve van zichzelf optreedt dan wel ten behoeve van een derde.
1. Een instelling verricht, in aanvulling op artikel 3, tweede tot en met vierde lid, verscherpt cliëntenonderzoek in ten minste de volgende gevallen:
a. indien de zakelijke relatie of transactie naar haar aard een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme met zich brengt;
b. indien de staat waar de cliënt woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft op grond van artikel 9 van de vierde anti-witwasrichtlijn door de Europese Commissie is aangewezen als staat met een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme.
1. Indien de cliënt, de insteller van een trust, de trustee van een trust, de vennoot van een personenvennootschap of de persoon bevoegd inzake het beheer van de personenvennootschap een natuurlijke persoon is, wordt diens identiteit geverifieerd aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke bron. Bij ministeriële regeling kunnen documenten, gegevens of inlichtingen worden aangewezen op basis waarvan kan worden voldaan aan het in de vorige zin bepaalde.
2. Indien de cliënt, de insteller van een trust, de trustee van een trust, de vennoot van een personenvennootschap of de persoon bevoegd inzake het beheer van de personenvennootschap een rechtspersoon is opgericht naar Nederlands recht en in Nederland zijn zetel heeft of een buitenlandse rechtspersoon is die in Nederland is gevestigd, wordt diens identiteit geverifieerd aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke bron. Bij ministeriële regeling kunnen documenten, gegevens of inlichtingen worden aangewezen op basis waarvan kan worden voldaan aan het in de vorige zin bepaalde.
3. Indien de cliënt, de insteller van een trust, de trustee van een trust, de vennoot van een personenvennootschap of de persoon bevoegd inzake het beheer van de personenvennootschap een buitenlandse rechtspersoon is die niet in Nederland is gevestigd, wordt de identiteit geverifieerd op basis van betrouwbare en in het internationale verkeer gebruikelijke documenten uit onafhankelijke bron, gegevens of inlichtingen of op basis van documenten, gegevens of inlichtingen die bij wet als geldig middel voor identificatie zijn erkend in de staat van herkomst van de cliënt, de insteller van een trust, de trustee van een trust, de vennoot van een personenvennootschap of de persoon bevoegd inzake het beheer van de personenvennootschap.
2. Onverminderd het eerste lid kan Onze Minister van Financiën een of meer rechtspersonen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze afdeling bepaalde met betrekking tot het financieel verkeer, door:
(…)
financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland rechten van deelneming in een beleggingsinstelling mogen aanbieden of beheerder van een beleggingsinstelling mogen zijn,
(…)
1. Onze Minister van Financiën kan regels stellen voor de bedrijfsvoering met betrekking tot de administratieve organisatie en de interne controle van de instellingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a tot en met m.
Regeling toezicht Sanctiewet 1977
1. De instelling waarborgt dat zij op het gebied van de administratieve organisatie en interne controle maatregelen heeft getroffen ter naleving van de Sanctieregelgeving.
2. De maatregelen als bedoeld in het eerste lid zien tenminste op een adequate controle van de administratie van de instelling op het overeenkomen van de identiteit van een relatie met een (rechts)persoon of entiteit, als bedoeld in de Sanctieregelgeving, met het oog op het bevriezen van de financiële middelen van die relatie of het voorkomen van het ter beschikking stellen van financiële middelen of diensten aan die relatie.
Artikel 3
Indien de instelling constateert dat de identiteit van een relatie overeenkomt met een (rechts)persoon of entiteit, als bedoeld in de Sanctieregelgeving, meldt de instelling dit onverwijld aan de toezichthouder. Bij de melding legt de instelling tevens de gegevens over van de identiteit van die relatie aan de toezichthouder.