ECLI:NL:CBB:2015:57
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- M.M. Smorenburg
- H. Bolt
- M. Munsterman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake accountantstucht en verjaringstermijn onder de Wet tuchtrechtspraak accountants
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen accountants. De appellante, de Vereniging [naam 1], had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de accountantskamer van 31 mei 2013. De klacht was ingediend tegen [naam 2] RA, [naam 3] RA en [naam 4] RA, die als betrokkenen werden aangemerkt. De kern van het geschil betrof de vraag of de klachtonderdelen tijdig waren ingediend, gezien de driejaarstermijn zoals vastgelegd in artikel 22 van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra). De accountantskamer had de klachtonderdelen niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante al in februari 2008 op de hoogte was van de feiten die aan de klacht ten grondslag lagen. Appellante betwistte dit en stelde dat de termijn pas begon te lopen na het besef van het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen van de betrokkenen, wat volgens haar pas in maart 2011 duidelijk werd. Het College oordeelde dat de accountantskamer terecht had geoordeeld dat de klachtonderdelen niet-ontvankelijk waren, omdat appellante eerder voldoende feiten had geconstateerd om een vermoeden van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen te baseren. De grieven van appellante werden verworpen, en het College concludeerde dat de accountantskamer de klacht terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De uitspraak bevestigde dat de accountants zich in zakelijke conflicten verdedigbaar mogen opstellen, en dat de termijn voor het indienen van klachten strikt moet worden nageleefd.