ECLI:NL:CBB:2016:446
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.R. Eggeraat
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- H.O. Kerkmeester
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom wegens het verrichten van taxivervoer zonder vergunning
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de Minister van Infrastructuur en Milieu. De appellant, die taxivervoer verrichtte zonder de vereiste vergunning, kreeg een last onder dwangsom opgelegd. De Minister had op 7 januari 2016 een besluit genomen waarin de appellant werd opgedragen zich te onthouden van overtredingen van de Wet personenvervoer 2000. Bij elke overtreding zou een dwangsom van € 10.000,- verbeurd worden, met een maximum van € 40.000,-. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd op 1 april 2016 ongegrond verklaard, waarna de appellant beroep instelde.
Tijdens de zitting op 27 oktober 2016 was de appellant afwezig, maar de Minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 28 november 2015 voerden inspecteurs van de Inspectie Leefomgeving en Transport een controle uit op illegaal taxivervoer. De appellant werd aangehouden omdat hij taxivervoer verrichtte zonder vergunning. De inspecteur had voorafgaand aan de aanhouding een rit besteld, die door de appellant werd uitgevoerd. De appellant betwistte dat hij taxivervoer in de uitoefening van een beroep of bedrijf had verricht, maar het College oordeelde dat dit wel het geval was.
Het College concludeerde dat de appellant de bepalingen van de Wet personenvervoer 2000 had overtreden en dat de Minister bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 december 2016.