5.3.In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de Minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vier chauffeurs artikel 76, eerste lid, van de Wp2000 hebben overtreden.
5.3.1.Anders dan Uber heeft bepleit, kan het antwoord op deze vraag niet in het midden blijven. Dit volgt uit de grondslag van het besluit, dat gebaseerd is op deze gestelde overtredingen. Anders dan Uber heeft aangevoerd hoeft voor de beantwoording van deze vraag het oordeel van de strafrechter niet te worden afgewacht, nu de Minister op grond van artikel 93, tweede lid, van de Wp 2000 ook los van een strafrechtelijke procedure bevoegd is handhavend op te treden ter zake van overtreding van de Wp2000. De Minister en de voorzieningenrechter zijn in deze bestuursrechtelijke procedure niet gehouden een eventueel oordeel van de strafrechter af te wachten.
5.3.2.Uit de zich in het dossier bevindende processen-verbaal van politie, die op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt en ondertekend, blijkt dat op 11 oktober 2014 de vier chauffeurs personenvervoer per auto tegen betaling hebben verricht. Dit vervoer heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de Uber app in het kader van UberPOP. De voorzieningenrechter onderkent dat de vier chauffeurs niet zijn betrokken in deze voorlopige voorzieningsprocedure en dat tegen hen individueel ook een last onder dwangsom is opgelegd, waartegen zij nog bezwaar kunnen maken en zo nodig beroep instellen. In die procedure kunnen zij de bevindingen in de processen-verbaal betwisten. In deze door Uber gevoerde procedure gaat de voorzieningenrechter niettemin uit van deze bevindingen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de processen-verbaal gedetailleerd beschrijven hoe de ritten hebben plaatsgevonden en hoe het contact met de passagiers tot stand is gekomen en de chauffeurs in de aan hen afgenomen verhoren niet betwisten dat zij de rit hebben gemaakt in het kader van UberPOP. Ook Uber heeft dit niet betwist.
5.3.3.De voorzieningenrechter is van oordeel dat op dit vervoer de Wp2000 van toepassing is. Anders dan Uber heeft aangevoerd, valt dit vervoer niet onder de in artikel 2, vijfde lid, van de Wp2000 genoemde uitzonderingssituatie waarin de Wp2000 niet van toepassing is. Daartoe wordt als volgt overwogen.
5.3.4.Zoals het College reeds eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 oktober 2009, ECLI:NL:CBB:2009: BK1424) strekt artikel 2, vijfde lid, van de Wp2000, dat ook wel wordt aangeduid als de carpoolbepaling, ertoe van de werkingssfeer van de Wp 2000 uit te sluiten het vervoer van personen per auto, indien dat slechts geschiedt tegen vergoeding van (maximaal) de autokosten. Op grond van de laatste zinsnede van de eerste volzin van dit artikellid, geldt deze uitzondering echter niet indien dat vervoer wordt verricht in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Blijkens de wetsgeschiedenis is de laatste zinsnede aan het artikellid toegevoegd om misbruik van de carpoolbepaling te voorkomen. De toelichting vermeldt dat artikel 2, vijfde lid, is bedoeld om het echte carpoolen, met vrienden of collega’s van het werk, niet onder de vergunningplicht te brengen. Met de toevoeging van bedoelde zinsnede is beoogd dat personen die buiten de familie- of collega-sfeer als economische activiteit taxivervoer aanbieden, geen beroep meer kunnen doen op de in artikel 2, vijfde lid, neergelegde kostenregeling (Tweede Kamer, 1997-1998, 25910, nr. 3, p. 8-9 en 18-19, en Tweede Kamer, 1999-2000, 26456, nr. 9, p. 8-9).
5.3.5Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de processen-verbaal dat het door de vier chauffeurs verrichte vervoer niet plaatsvond in de sfeer van familie of collega’s, maar als economische activiteit. De passagiers hebben de chauffeurs via de Uber app in het kader van UberPOP benaderd. Uit de verklaringen van de chauffeurs blijkt duidelijk dat zij in het kader van UberPOP hen onbekende personen hebben vervoerd om geld te verdienen. Er is dan ook sprake van personenvervoer in de uitoefening van een beroep of bedrijf als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, zodat de Wp2000 daarop van toepassing is. Daarom kan in het midden blijven of de kosten die de chauffeurs per kilometer hebben gemaakt de door hen ontvangen vergoeding overschrijden.
5.3.6Het door de chauffeurs verrichte personenvervoer tegen betaling per auto is, gelet op de definitie in artikel 1 van de Wp 2000, taxivervoer. De door Uber aangevoerde grond dat er geen sprake is geweest van taxivervoer, maar van meerijden of van ‘het neefje van carpoolen’ slaagt niet. Ook al kan het door de chauffeurs verrichte vervoer in het gewone spraakgebruik ook op andere manieren worden omschreven dan met het woord taxivervoer, bijvoorbeeld met de door Uber aangevoerde terminologie, dit neemt niet weg dat dit vervoer op grond van artikel 1 van de Wp2000 voor deze wet als taxivervoer moet worden aangemerkt.
Daarvoor is op grond van artikel 76, eerste lid, van deze wet een vergunning vereist. Uit de processen-verbaal blijkt dat de chauffeurs niet over een dergelijke vergunning beschikten. Gelet hierop hebben zij artikel 76, eerste lid, van de Wp2000 overtreden.