Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1], te [plaats] ([…]), appellante
(gemachtigde: [naam 2]),
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de accountantskamer
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
De bij brief van 10 november 2014 ingediende producties zijn door het College als een nadere onderbouwing van appellantes standpunt mede bij de beoordeling betrokken.
15 november 2004 heeft afgegeven, terwijl betrokkene feitelijk noch vaktechnisch betrokken is geweest bij zowel de inhoud als de totstandkoming van die verklaring. Evenmin heeft betrokkene enig feitelijk aandeel gehad in de vorenbedoelde handelwijze van [naam 4]. In deze omstandigheden valt niet in te zien dat betrokkene als accountant tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door destijds, in overeenstemming met het beleid van zijn accountantskantoor ter zake van de afhandeling van aan het bestuur gerichte correspondentie, de situatie te laten ontstaan dat de brief van [naam 9] niet onder zijn persoonlijke aandacht is gebracht en dat namens [naam 6] niet betrokkene maar juridische zaken in overleg met de verantwoordelijke accountant [naam 4] de correspondentie van [naam 9] heeft beantwoord.
Beslissing
mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van mr. S.D.M. Michael, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2015.