Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Stichting [naam 1] , te [plaats] , appellante
[naam 2] AA RA( [naam 2] ) en
[naam 3] RA FM MBV( [naam 3] ) (gezamenlijk: betrokkenen)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de accountantskamer. Appellante, een stichting, had een klacht ingediend tegen twee accountants, [naam 2] en [naam 3], die betrokken waren bij het opstellen van rapportages voor een schadeclaim tegen de Staat der Nederlanden. De klacht betrof de verhouding tussen de in rekening gebrachte kosten en de geleverde prestaties, alsook de doorlooptijd van de rapportages. De accountantskamer had de klacht ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 24 september 2015 werd duidelijk dat de vertraging in de uitvoering van de opdracht voornamelijk te wijten was aan het niet tijdig aanleveren van benodigde stukken door appellante zelf. Het College oordeelde dat er geen wanverhouding was tussen de kosten en de geleverde prestaties, en dat de accountants niet tuchtrechtelijk verwijtbaar hadden gehandeld. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond werd verklaard.