1. Het procesverloop
Bij besluit van 29 maart 2004 heeft DNB aan appellante sub 1 een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 22 juli 2004 heeft DNB het daartegen gerichte bezwaar van appellante sub 1 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante sub 1 bij brief van 31 augustus 2004 beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank). De rechtbank heeft dit beroep geregistreerd onder procedurenummer 04/2643.
Bij brief van 21 december 2004 hebben appellanten sub 1 en 2 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen beslissingen van DNB van 10 november 2004. De rechtbank heeft dit beroep geregistreerd onder nummer 04/3821.
Bij beschikking van de rechtbank Almelo van 18 november 2004 is mr. J.A.D.M. Daniëls, advocaat te Almelo, benoemd tot bewindvoerder op grond van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (hierna: Wtk 1992) van appellante sub 2. Bij beschikking van dezelfde datum van de rechtbank Zwolle is mr. Daniëls benoemd tot bewindvoerder op grond van de Wtk 1992 van appellante sub 1.
Bij uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 2005 zijn de cassatieberoepen tegen beide beschikkingen verworpen.
Bij brief van 17 augustus 2005 heeft mr. Daniëls de rechtbank meegedeeld dat hij in zijn hoedanigheid van bewindvoerder geen belang heeft bij voortzetting van de procedures onder de nummers 04/2643 en 04/3821, weshalve hij de beide namens appellanten sub 1 en 2 ingediende beroepschriften wenst in te trekken.
Bij brief van 8 september 2005 heeft de griffier van de rechtbank partijen bericht dat het beroep in beide zaken is ingetrokken.
Hiertegen hebben appellanten bij brief van 21 oktober 2005 klachten ingediend bij de rechtbank.
Bij brief van 8 november 2005 heeft de griffier van de rechtbank de brief doorgestuurd naar het College ter verdere behandeling als hoger beroepschrift.
Bij het College is de brief geregistreerd onder de procedurenummers 05/827 (appellante sub 1) en 05/828 (appellanten sub 1 en 2). De griffier heeft appellanten verzocht het College te berichten of zij de brief van 21 oktober 2005 aangemerkt wensen te zien als hoger beroepschrift. Hij heeft daaraan toegevoegd dat het College bij een bevestigende reactie zal hebben na te gaan of het te dezen de bevoegde instantie is.
Bij brief van 21 december 2005 hebben appellanten het College bericht dat zij hun brief van 21 oktober 2005 wensen aangemerkt te zien als hoger beroepschrift.
Op 13 februari 2006 heeft de president van de rechtbank het College een afschrift gestuurd van zijn brief van appellante sub 1 van diezelfde datum, waarin hij reageert op een verzoek om informatie omtrent de totstandkoming van de beslissing het beroep als ingetrokken te beschouwen.
Bij brief van 1 maart 2006 hebben appellanten de gronden van het hoger beroep aangevuld.
Desgevraagd hebben appellanten bij brief van 7 juli 2006 nadere stukken ingezonden en heeft hun gemachtigde bij brief van 21 juli 2006 een nader standpunt ingenomen.