ECLI:NL:RVS:2024:33

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
202305668/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat het recht op bescherming op 4 september 2023 zou eindigen. Dit besluit was gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG, ook wel de Richtlijn Tijdelijke Bescherming genoemd, en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022. De rechtbank had eerder, op 1 september 2023, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 23 oktober 2023 behandeld. De vreemdeling werd bijgestaan door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. R.A. Visser en mr. G.A. Dictus. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 17 januari 2024 geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op de genoemde datum. Dit oordeel is gebaseerd op de bepalingen van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, die de duur van de bescherming regelt.

De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 3 juli 2023 vernietigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 3.500,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 januari 2024.

Uitspraak

202305668/1/V2.
Datum uitspraak: 17 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 1 september 2023 in zaak nr. NL23.19645 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2023 heeft de staatssecretaris bepaald dat op 4 september 2023 het recht op bescherming eindigt dat de vreemdeling geniet op grond van Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
Bij uitspraak van 1 september 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 oktober 2023, waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, advocaat te Amsterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.A. Visser en mr. G.A. Dictus, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:32, heeft de Afdeling geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne rechtmatig verblijf hadden en die zich voor 19 juli 2022 in Nederland hebben laten inschrijven in de basisregistratie personen, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op 4 september 2023 (onder 8-8.10). De tijdelijke bescherming is namelijk krachtens de Richtlijn Tijdelijke Bescherming geboden en daarom moet ook voor de duur daarvan worden aangesloten bij deze richtlijn. Dit betekent dat de eerste grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is gegrond en het besluit van 3 juli 2023 wordt vernietigd. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de onder 1 genoemde uitspraak, eindigt de tijdelijke bescherming die de vreemdeling is geboden op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van rechtswege op 4 maart 2024 en is het aan de staatssecretaris om te bepalen in welke vorm hij dit aan de vreemdeling zal meedelen (onder 9-9.6). De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 1 september 2023 in zaak nr. NL23.19645;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van 3 juli 2023, V-[...];
V.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.500,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2024
853-987