ECLI:NL:RVS:2024:2788
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van verblijfsvergunning asiel
Op 10 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 12 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had op 7 juni 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.R.F. Berte, in hoger beroep ging.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 24 juni 2022, waarin de situatie in Italië voor statushouders werd besproken. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.