ECLI:NL:RBDHA:2024:14146

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
NL24.24263
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel en opvolgende aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, heeft op 17 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, die ook geldt voor haar twee minderjarige kinderen. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 6 juni 2024 in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres een verblijfsstatus heeft in Italië. Eiseres heeft eerder op 31 augustus 2021 een aanvraag ingediend die ook niet-ontvankelijk werd verklaard, en zij stelt dat haar verblijfsstatus in Italië inmiddels is opgeheven.

De rechtbank heeft het beroep op 31 juli 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiseres een opvolgende aanvraag heeft ingediend zonder nieuwe relevante elementen. Eiseres heeft in haar beroepschrift betoogd dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij nog steeds een verblijfsstatus in Italië heeft, maar heeft deze grond ter zitting ingetrokken. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast ten aanzien van Italië, en verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die bevestigen dat dit beginsel nog steeds van toepassing is.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt en bekendgemaakt op 13 augustus 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.24263
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. M. Ruijzendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1980. Zij heeft op 17 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, die ook geldt voor haar twee minderjarige kinderen. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 6 juni 2024 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 31 juli 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep (NL24.24264), op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, M. Tedros als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit van verweerder om de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiseres heeft eerder op 31 augustus 2021 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van
10 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres een verblijfsstatus heeft in Italië. Dit besluit staat met de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 4 november 2021 in rechte vast.
5. Op 17 april 2024 heeft eiseres opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, omdat haar verblijfstatus in Italië zou zijn opgeheven. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. Verweerder heeft die aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres niet nader heeft onderbouwd dat zij geen verblijfsstatus meer heeft in Italië. Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van Italië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Er is daarom sprake van een opvolgende aanvraag waaraan eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder heeft dit gedaan onder verwijzing naar het hierboven genoemde besluit van 10 september 2021. Hij heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
6. Eiseres stelt zich in het beroepschrift op het standpunt dat verweerder haar aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat eiseres nog altijd een verblijfsstatus heeft in Italië. Verder stelt eiseres dat ten aanzien van Italië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft daarvoor in de zienswijze verwezen naar het decreet van de Italiaanse autoriteiten van 7 augustus 2023 en de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Arnhem en ’s-Hertogenbosch1 hierover. In deze uitspraken is geconcludeerd dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom het decreet en de uitwerking daarvan niet afwijken van de al bekende landeninformatie. Verweerder heeft als reactie hierop in het bestreden besluit verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 27 november 20232, waarin de Afdeling bevestigt dat ten aanzien van Italië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiseres stelt in beroep dat de Afdeling daarbij het decreet van 7 augustus 2023 niet heeft betrokken. Omdat het decreet en de door eiseres genoemde uitspraken en bronnen niet bij de beoordeling van de vorige aanvraag van eiseres betrokken zijn, zijn dit nieuwe elementen die voor haar de kans op een verblijfsvergunning in Nederland wel degelijk groter maken.
7. Ter zitting heeft eiseres meegedeeld dat zij nog wel een verblijfsvergunning in Italië heeft, die geldig is tot oktober 2024. De beroepsgrond dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij nog een verblijfsstatus heeft in Italië, heeft eiseres daarom ingetrokken.
8. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat ten aanzien van Italië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft in het verweerschrift verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 5 juli 2024.3 In rechtsoverweging 7.2 van die uitspraak wordt verwezen naar twee uitspraken van de Afdeling4 waarin de Afdeling opnieuw heeft bevestigd dat ten aanzien van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In de uitspraken die daaraan ten grondslag liggen is het decreet van 7 augustus 2023 meegenomen en geoordeeld dat dit en het door de vreemdeling ook aangehaalde AIDA-rapport van
1. ECLI:NL:RBDHA:2024:3613 en de uitspraak in zaak NL23.30556 (niet gepubliceerd).
3 Zaak NL24.16924 (niet gepubliceerd).
31 mei 2023 geen wezenlijk ander beeld schetsen van de situatie van statushouders in Italië dan in de landeninformatie die bij de eerdere uitspraken van de Afdeling is betrokken. De rechtbank volgt in onderhavige zaak dit oordeel. Daarbij overweegt de rechtbank dat de Afdeling ook in latere uitspraken, van 8 en 10 juli 2024, nog steeds van oordeel is dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.5 De beroepsgrond slaagt niet.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres een opvolgende aanvraag heeft ingediend waaraan geen nieuwe en relevante elementen ten grondslag zijn gelegd of aan de orde zijn gekomen.

Conclusie en gevolgen

10. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 augustus 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.