ECLI:NL:RBDHA:2025:1131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
NL24.27761
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over asielaanvraag van alleenstaande vrouw met minderjarig kind en psychische klachten

In deze tussenuitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een alleenstaande vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De vrouw, die internationale bescherming heeft in Italië, heeft haar aanvraag opnieuw ingediend, omdat zij stelt slachtoffer te zijn van huiselijk geweld en bedreigingen in Italië. De rechtbank constateert dat de minister de aanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard, maar dat er een motiveringsgebrek is in de besluitvorming. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om dit gebrek te herstellen door een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) op te vragen, aangezien de psychische klachten van de vrouw en de situatie van haar minderjarige kind niet voldoende zijn meegewogen. De rechtbank heeft de minister een termijn van twaalf weken gegeven om het gebrek te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De uitspraak benadrukt de noodzaak van individuele garanties voor kwetsbare asielzoekers en de rol van medische advisering in de besluitvorming.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27761 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer],
mede namens haar minderjarige kind:
[naam 2],
V-nummer: [nummer 2]
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister [1]
(gemachtigde: mr. M. Gaal – de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. De minister heeft met het bestreden besluit van 3 juli 2024 de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres internationale bescherming heeft in Italië.
1.1.
Eiseres heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL24.27762.
1.2.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek van eiseres op 30 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister. Het onderzoek is op de zitting geschorst, omdat dit niet met eiseres kon worden voortgezet.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep en verzoek van eiseres verder behandeld op nadere zittingen van 14 augustus 2024 en 27 november 2024. Partijen hebben zich op deze zittingen laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Het onderzoek is op de laatstgenoemde zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres aan de hand van haar beroepsgronden.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een motiveringsgebrek in de besluitvorming van de minister. De rechtbank stelt de minister via een bestuurlijke lus in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Wat ging er aan de zaak vooraf?
3. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] en van Nigeriaanse nationaliteit te zijn. Eiseres heeft eerder op 19 december 2021 in Nederland asiel aangevraagd. Zij heeft aangegeven dat zij een Italiaanse verblijfsvergunning heeft, maar uit Italië is vertrokken vanwege problemen met de vader van haar kind. Bij brief van 25 januari 2022 hebben de Italiaanse autoriteiten bericht dat aan eiseres een vergunning met de vluchtelingenstatus is verleend, geldig tot 15 april 2024. De asielaanvraag van eiseres is vervolgens bij besluit van 25 februari 2022 afgewezen als niet-ontvankelijk en haar is opgedragen om terug te keren naar het grondgebied van Italië. Hiertegen is geen rechtsmiddel ingediend. Eiseres is niet naar Italië teruggekeerd, of uit Nederland verwijderd.
Waar gaat deze zaak over?
4. Op 22 januari 2024 heeft eiseres opnieuw asiel aangevraagd. Eiseres heeft toegelicht dat zij in Italië slachtoffer is geworden van huiselijk geweld, dat zij (telefonisch) opnieuw is bedreigd door de vader van haar kind en dat in Italië een mensenhandelaar naar haar op zoek is. Eiseres vreest in Italië door hen te worden gedood, dan wel op straat te moeten leven wegens de toename in de migratiestroom en de uitgeroepen noodtoestand. Ter onderbouwing zijn tijdens de besluitvormingsfase de volgende stukken overgelegd:
  • een brief over de behandeling van eiseres bij Fier! van 14 februari 2023;
  • een brief van Veilig Huis Friesland, van 22 maart 2023;
  • een brief van de Politie Eenheid Noord-Nederland, van 31 januari 2023;
  • een COA verslag van een informatief gesprek op 18 augustus 2023;
  • een verklaring van de Sociale Dienst in Imola, Italië, van 26 april 2023;
  • een decreet van het Italiaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, van 7 augustus 2023;
  • een persbericht van ASGI, van 11 augustus 2023;
  • een kopie van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 december 2023 (ECLI:NL:RBOBR:2023:6025).
4.1.
Bij het bestreden besluit is de opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres internationale bescherming heeft in Italië. [2] Volgens de minister is niet gebleken dat de toegekende asielstatus is komen te vervallen. Vanwege de asielstatus is sprake van een zodanige band dat het redelijk is om van eiseres te verlangen dat zij terugkeert naar Italië. [3] Ook mag volgens de minister van het interstatelijke vertrouwensbeginsel worden uitgegaan en is eiseres niet bijzonder kwetsbaar. Daartoe zijn volgens de minister de verklaringen van eiseres en de overgelegde stukken over de psychische problemen, onvoldoende om te stellen dat sprake is van een bijzondere kwetsbaarheid. Eiseres is volgens de minister zelfredzaam. De situatie van eiseres is niet dusdanig ernstig dat zij terecht zal komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, als bedoeld in het arrest Ibrahim. [4] Individuele garanties van de Italiaanse autoriteiten zijn daarom niet noodzakelijk. Het is aan eiseres om haar rechten als statushouder in Italië te effectueren en bij voorkomende problemen dient zij de hulp te vragen van de Italiaanse autoriteiten, aldus de minister.
Wat zijn de beroepsgronden?
5. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bijzonder kwetsbaar is, omdat zij een alleenstaande jonge vrouw met psychische klachten is en een jong minderjarig kind heeft. Ter vergelijking is gewezen op het arrest Popov tegen Frankrijk. [5] Verder is eiseres sinds 2021 op de vlucht voor de vader van haar kind en een mensenhandelaar in Italië. Eiseres heeft verder betwist dat zij nog een geldige status heeft in Italië, omdat haar vergunning is verlopen en dit niet meer verlengd kan worden. Gewezen is op het bovengenoemde decreet van 7 augustus 2023 en op e-mails van de ELENA-coördinator M.R. Romano en een Italiaanse jurist I. Piro. Ook heeft de minister de belangen van haar minderjarige kind ten onrechte niet kenbaar betrokken in de besluitvorming, terwijl uit landeninformatie blijkt dat in Italië een gebrek aan opvangcapaciteit bestaat en dat eiseres als statushouder na terugkeer geen recht op opvang meer heeft, zodat zij met haar kind op straat zal komen te staan. In dit verband beroept eiseres zich op artikel 3 van het IVRK [6] en artikel 24 van het Handvest. [7] Gelet op deze omstandigheden had de minister individuele garanties moeten vragen aan de Italiaanse autoriteiten met betrekking tot de toegang tot het grondgebied, verlenging van haar vergunning en voor een veilige en beschermde opvangplek. Daarnaast heeft eiseres betoogd dat het bestreden besluit niet rechtsgeldig is, omdat het niet juist is ondertekend. Tot slot zijn bij aanvullende gronden medische stukken overgelegd, waaronder het patientdossier van eiseres, haar afspraken kaart over afspraken bij De Evenaar en een integraal dossier van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) met betrekking tot de zoon van eiseres.
Is het besluit rechtsgeldig?
6.
De rechtbank overweegt dat met ingang van 2 juli 2024 de bevoegde beslissingsautoriteit in het Nederlandse vreemdelingenrecht is gewijzigd van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit van 3 juli 2024 ten onrechte is genomen uit naam van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit is een gebrek. De beroepsgrond slaagt in zoverre. Maar de rechtbank is van oordeel dat dit gebrek kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is namelijk niet gebleken dat eiseres door de onjuiste ondertekening in haar belangen is geschaad.
Heeft eiseres een asielstatus in Italië?
7. De rechtbank volgt eiseres niet in het standpunt dat zij geen asielstatus heeft in Italië, omdat haar asielvergunning is verlopen. De rechtbank stelt vast dat de Italiaanse autoriteiten in de eerdere asielprocedure van eiseres schriftelijk hebben bevestigd dat aan haar de asielstatus is verleend. Deze informatie lag ten grondslag aan de asielbeschikking van 25 februari 2022 en deze staat in rechte vast, omdat er door eiseres geen rechtsmiddel tegen is ingediend. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [8] volgt uit de Kwalificatierichtlijn en uit rechtspraak van het Hof van Justitie bovendien dat een vergunning niet hetzelfde is als een status. De omstandigheid dat de vergunning of het verblijfsdocument is verlopen, betekent niet zonder meer dat de asielstatus van eiseres is beëindigd of is ingetrokken. [9] Dit laatste heeft eiseres niet onderbouwd.
7.1.
Voor zover uit het decreet van de Italiaanse overheid van 7 augustus 2023 en de overgelegde e-mailwisselingen met de ELENA coördinator en met een Italiaanse jurist, volgt dat de Italiaanse asielvergunning van eiseres mogelijk niet meer verlengd kan worden, laat dat onverlet dat eiseres in Italië de asielstatus heeft. De laatstgenoemde Italiaanse jurist benoemd expliciet dat de status die eiseres heeft gekregen erg sterk is, zodat ze pogingen kunnen ondernemen om weer een vergunning te krijgen. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank verder niet aannemelijk gemaakt dat zij niet tot Italië zal worden toegelaten, nu zij daar onverminderd de asielstatus heeft. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Kan terugkeer naar Italië van eiseres worden verlangd?
8. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt uit de door Italië verleende internationale bescherming, dat eiseres met Italië een zodanige band heeft dat terugkeer redelijk is. [10] Eiseres heeft niet betwist dat sprake is van een zodanige band.
Voor zover eiseres heeft betwist dat ten aanzien van Italië van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, overweegt de rechtbank als volgt. De Afdeling heeft over statushouders in Italië geoordeeld dat de feitelijke situatie in Italië weliswaar moeilijk is, maar niet zodanig slecht dat er sprake is van extreme armoede of ontberingen van eerste levensbehoeften en rechteloosheid waartegenover de Italiaanse autoriteiten onverschillig zouden staan en waardoor er voor statushouders in zijn algemeenheid een reëel risico bestaat om in een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM terecht te komen. [11] De Afdeling heeft bovendien in haar recente uitspraken al het eerdergenoemde decreet van 7 augustus 2023 betrokken. In wat eiseres heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel dan dat van de Afdeling.
8.1.
Eiseres heeft evenwel betwist dat zij niet zonder individuele garanties kan terugkeren, omdat zij in Italië vreest voor de vader van haar kind, voor haar mensenhandelaar, wegens een gebrek aan opvang en omdat zij een jong kind en psychische klachten heeft en zij bijzonder kwetsbaar zijn. In dit verband heeft eiseres aangevoerd dat in Italië de toegang tot medische zorg geschakeld is aan haar opvang, en dat zij als statushouder na terugkeer geen recht op opvang meer heeft.
8.2.
De rechtbank overweegt dat uit het arrest Ibrahim volgt dat de bijzondere kwetsbaarheid van een individuele statushouder ertoe kan leiden dat hij bij terugkeer naar de lidstaat waar hij een asielvergunning heeft gekregen, zal terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften, zoals eten, zich wassen en beschikken over woonruimte, en negatieve gevolgen zou hebben voor zijn fysieke of mentale gezondheid of hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. Deze toestand moet bovendien zijn veroorzaakt door onverschilligheid van de autoriteiten van het land die de status heeft verleend en geheel buiten de schuld van de vreemdeling liggen. Het enkele feit dat de sociale bescherming of de leefomstandigheden gunstiger zijn in de lidstaat waar de statushouder een nieuwe asielaanvraag indient, dan in de lidstaat die hem al een vergunning heeft verleend, is onvoldoende om te concluderen dat hij bij uitzetting naar die laatste lidstaat een reëel risico loopt op schending van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM.
8.3.
De rechtbank stelt vast dat de minister in deze procedure geen advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft opgevraagd. In het Informatiebericht (IB) 2021/56 is opgenomen dat volwassenen, maar ook een alleenstaande ouder met een minderjarig kind, alleen onder bijzondere omstandigheden (medische en/of overige problematiek) als bijzonder kwetsbaar zullen worden aangemerkt. Of er sprake is van bijzondere kwetsbaarheid hangt af van de individuele omstandigheden van het geval. Uit het informatiebericht volgt dat zelfredzaamheid of een gebrek daaraan in dit kader een essentieel aandachtspunt is. Zo moeten bijzondere omstandigheden in het gezin in aanmerking genomen worden bij de beoordeling, zoals ernstige medische problematiek bij de ouders zelf of bij de kinderen, en aan bijkomende omstandigheden die van invloed zijn op de zelfredzaamheid van het gezin. Als de bijzondere kwetsbaarheid van minderjarigen of meerderjarigen (mede) zou kunnen voortvloeien uit medische omstandigheden van een zekere ernst, is een BMA onderzoek noodzakelijk. Een BMA rapport kan daarbij inzicht verschaffen in de aard en ernst van medische problematiek. Als bij uitblijven van een medische behandeling een noodsituatie zal optreden, zal in de regel sprake zijn van bijzondere kwetsbaarheid. Bij minder ernstige medische problematiek kan echter ook sprake zijn van bijzondere kwetsbaarheid, met name wanneer die van zodanige aard is dat de zelfredzaamheid daardoor in overwegende mate is aangetast. Aan de hand van het medisch advies kan in het verzoek om individuele garanties aan de aan de autoriteiten verduidelijkt worden van welke aandoening sprake is en welke medische ondersteuning vereist is.
8.4.
De gemachtigde van eiseres heeft zowel in de zienswijze als in de gronden van beroep nadrukkelijk gewezen op de medische situatie van eiseres en haar minderjarige kind. Daarbij heeft zij haar zorgen geuit over de situatie van eiseres en haar minderjarige kind bij terugkeer naar Italië. Uit de overgelegde medische stukken van eiseres volgt dat zij te kampen heeft met psychische problematiek, waaronder angst- en depressieve gedachten en dat zij in het recente verleden antipsychoticum en antidepressiva is voorgeschreven. Verder blijkt dat zij is doorverwezen naar De Evenaar, waar zij inmiddels onder behandeling staat. Daarnaast volgt uit het overgelegde JGZ-dossier dat er zorgen zijn geuit over de ontwikkeling van het minderjarige kind van eiseres vanwege haar psychische klachten. Ook is door de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat de zelfredzaamheid van eiseres in het gedrang komt op het moment dat zij niet de hulp krijgt die zij nodig heeft voor haar psychische problemen. Dit laatste heeft volgens de gemachtigde van eiseres ook effect op het minderjarige kind van eiseres.
8.5.
De rechtbank volgt de minister, in het licht van het voorgaande, niet in het standpunt dat eiseres en haar minderjarige kind zonder meer zelfredzaam zijn. Gelet op de namens eiseres ingebrachte informatie, in combinatie met de tekst van het informatiebericht, is de rechtbank van oordeel dat de minister in deze procedure aanleiding had moeten zien om een BMA-advies op te vragen. Omdat dit advies niet is opgevraagd, kan de minister niet zonder meer concluderen dat eiseres en haar minderjarige kind niet bijzonder kwetsbaar zijn.

Conclusie en gevolgen

9. Het voorgaande betekent dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. De rechtbank ziet aanleiding om de minister in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen met toepassing van artikel 8:51a van de Awb. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. Om het gebrek te herstellen moet de minister alsnog een BMA-advies opvragen en dit kenbaar bij zijn besluitvorming betrekken. Dat kan met een aanvullende motivering of met een aanvullend besluit, of met een nieuw besluit na of gelijktijdig onder intrekking van het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de minister het gebrek kan herstellen op twaalf weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier.
10. De minister moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank mededelen of zij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als de minister gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren na de herstelpoging van de minister. In beginsel zal de rechtbank nadien zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep en het verzoek van eiseres, ook in de situatie dat de minister de herstelmogelijkheid ongebruikt laat.
11. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent dat zij over de overige beroepsgronden en over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt, en dat de rechtbank het onderzoek heropent.

Beslissing

De rechtbank:
  • heropent het onderzoek;
  • draagt de minister op binnen twee weken de rechtbank mede te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt de minister in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Op grond van artikel 30a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Vgl. artikel 3.106a, tweede en derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219.
5.Arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 19 januari 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0119JUD003947207
6.Het Verdrag inzake de rechten van het kind.
7.Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.Zie de uitspraken van 9 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1253 en 7 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:669.
10.Zie de uitspraak van 6 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2621, herhaald in uitspraken van 19 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1253, en 30 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1795.
11.Zie de uitspraken van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1788, onder meer herhaald in de uitspraken van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1085, 16 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2068, en 10 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2788.