ECLI:NL:RBDHA:2024:18279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
24.34269
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Somalische eiser met internationale bescherming in Italië

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, geboren in 1992, heeft op 12 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister op 30 augustus 2024 in de algemene procedure niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank toetst de rechtmatigheid van het bestreden besluit aan de beroepsgronden van de eiser. De minister heeft gesteld dat de eiser internationale bescherming heeft gekregen in Italië en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Italië zijn verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en het EVRM niet nakomt. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag niet-ontvankelijk heeft mogen verklaren, omdat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zijn situatie in Italië leidt tot verregaande materiële deprivatie.

De rechtbank concludeert dat de minister voldoende onderzoek heeft gedaan naar de verblijfsstatus van de eiser in Italië en dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij in Italië geen toegang heeft tot basisvoorzieningen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser niet in Nederland mag blijven en moet terugkeren naar Italië. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en bekendgemaakt op 5 november 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.34269
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M. Erik),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid., (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1992. Hij heeft op 12 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 30 augustus 2024 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat de minister de aanvraag van eiser niet ontvankelijk heeft mogen verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij heeft in Italië internationale bescherming gekregen. Hij heeft in Italië op straat moeten leven omdat hij geen woning kon vinden. Het geld dat hij kreeg als olijfplukker en seizoenwerker
was onvoldoende om van te kunnen leven.
Het bestreden besluit
5. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit wordt gegaan dat de lidstaten van de EU de verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 EVRM en artikel 3 Antifolterverdrag naleven. Eiser is er volgens de minister niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat Italië deze verplichtingen tegenover hem niet nakomt. Omdat eiser al internationale bescherming in Italië heeft concludeert de minister daarom dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk is.

Heeft de minister voldoende onderzoek gedaan naar de verblijfsstatus van eiser in Italië?

6. Eiser heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de status van eiser in Italië. De laatste informatie dateert van 7 april 2023, zodat nogmaals moet worden geïnformeerd bij de Italiaanse autoriteiten.
7. In het dossier bevindt zich een verklaring van de Italiaanse autoriteiten van 7 april 2023, waarin wordt meegedeeld dat de gelegde Dublinclaim niet wordt geaccepteerd, omdat eiser in het bezit is van een “
residence permit for subsidiary protection issued by the Police Department in Roma, expiring on 23.08.2025”. Voorts is bij het verweerschrift een brief van de Italiaanse autoriteiten van 27 september 2024 gevoegd waaruit blijkt dat de minister nader onderzoek heeft gedaan naar de verblijfsstatus van eiser in Italië, en dat eiser daar nog steeds internationale bescherming heeft. De rechtbank is van oordeel dat de minister heeft mogen uitgaan van de juistheid van deze verklaring. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Kan de minister een beroep doen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

8. Eiser heeft verder aangevoerd dat de minister geen beroep kan doen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 18 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:3613).
9. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister er in beginsel van uitgaan dat de behandeling van een vreemdeling in de lidstaat waar hij of zij internationale bescherming heeft, in overeenstemming is met de bepalingen van het Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Dit is alleen anders als de vreemdeling aannemelijk kan maken dat terugkeer tot gevolg heeft dat hij buiten zijn wil en zijn persoonlijke keuzes om, terecht zou komen in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in verschillende uitspraken, bijvoorbeeld van 10 juli 2024, (ECLI:NL:RVS:2024:2788), opnieuw bevestigd dat ten aanzien van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank volgt in onderhavige zaak dit oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren gebracht om in zijn zaak anders te oordelen. Daarom mag de minister er nog steeds vanuit gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen in het algemeen zal nakomen jegens statushouders. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit uitgangpunt niet langer juist is. Daarin is eiser niet geslaagd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is in de situatie van eiser sprake van materiële deprivatie en heeft eiser zich ingespannen om daaraan een eind te maken?
10. Eiser heeft ten slotte aangevoerd dat hij in zijn specifieke situatie in Italië verregaand materieel gedepriveerd is en zich heeft ingespannen om hieraan een eind te maken. Hij heeft alleen zwart kunnen werken en illegaal een bed kunnen huren. Hij heeft slechts medische spoedhulp gehad. Verweerder heeft volgens eiser niet betwist dat hij dakloos was en dat hij nooit legaal heeft kunnen werken. Door het ontbreken van een registratie heeft hij nergens aanspraak op kunnen maken. Zonder registratie krijgt eiser geen geld en zonder geld krijgt hij geen woning. De gelijkstelling met Italiaanse burgers is volgens eiser een papieren werkelijkheid. Eiser vraagt zich af wat hij dan meer had moeten doen. Alles was dicht in de coronaperiode en het briefadres waar eiser over beschikte, was wel voldoende voor verlenging van de verblijfsvergunning, maar onvoldoende voor een registratie.
10. De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij inkomen uit arbeid heeft ontvangen, over woonruimte beschikte en aan hem medische (nood)hulp is verleend. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit niet dat hij in Italië geen toegang zal krijgen tot huisvesting, werk en andere basale voorzieningen. Daarnaast geldt dat van eiser mag worden verwacht dat hij zich (al dan niet met hulp van derden) bij voorkomende problemen wendt tot de (hogere) autoriteiten dan wel geëigende instanties, om de hem toekomende rechten als statushouder af te dwingen. Niet is gebleken dat eiser dit (in voldoende mate) heeft gedaan. Verder heeft eiser zijn stelling dat het voor hem niet mogelijk is om te klagen bij de autoriteiten niet nader onderbouwd. Gelet hierop heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in Italië geen toegang zal krijgen tot huisvesting, werk en andere basale voorzieningen. Daarbij komt dat niet is gebleken dat de Italiaanse autoriteiten onverschillig staan tegenover de situatie van statushouders of dat statushouders in Italië in de praktijk vaak terecht komen in een situatie waarin zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. De minister heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser niet in Nederland mag blijven en moet terugkeren naar Italië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 november 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.