ECLI:NL:RVS:2023:3165
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 augustus 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 25 mei 2023 niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.A. Hardoar, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank Den Haag had op 27 juli 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. In het hoger beroep werd door de vreemdeling betoogd dat de uitspraak van de rechtbank onterecht was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Dit is in lijn met artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 augustus 2023.