In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 19 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B.A. Palm, heeft zijn aanvraag ingediend omdat hij in Italië internationale bescherming geniet. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev, heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op basis van het feit dat eiser reeds bescherming heeft in Italië, zoals vastgelegd in het besluit van 29 november 2024.
De rechtbank heeft het beroep op 29 januari 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk is, omdat er geen reëel risico bestaat op een schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Italië. De rechtbank stelt vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Italië in een situatie van materiële deprivatie verkeert die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. Eiser heeft niet voldoende pogingen ondernomen om zijn rechten als statushouder in Italië te effectueren.
De rechtbank wijst erop dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat de Italiaanse autoriteiten hun verplichtingen nakomen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet kan rekenen op de bescherming van de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.