Uitspraak
Datum uitspraak: 30 juni 2023
BESTUURSRECHTSPRAAK
lid van de enkelvoudige kamer
Raad van State
In deze zaak heeft de Raad van State op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 6 april 2023 de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 7 juni 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals vermeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en betreft een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord. De Raad van State bevestigt dat er geen reden is om in dit geval anders te oordelen dan in eerdere uitspraken over de situatie in Italië voor statushouders.