ECLI:NL:RVS:2023:2171

Raad van State

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
202302638/1/V1 en 202302638/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

Op 6 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 5 januari 2023 niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 18 april 2023 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.S. Dunant Maurits, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat Nigeria voor de vreemdeling een veilig derde land is. De vreemdeling heeft geen overtuigend tegenbewijs geleverd dat haar toegang tot Nigeria zou ontberen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van de toegang tot een veilig derde land in asielzaken en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechtsbescherming van vreemdelingen. De voorzieningenrechter heeft geen verdere motivering gegeven voor zijn oordeel, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.

Uitspraak

202302638/1/V1 en 202302638/2/V1.
Datum uitspraak: 6 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 april 2023 in zaak nr. NL23.719 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 april 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.S. Dunant Maurits, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht geoordeeld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Nigeria voor de vreemdeling een veilig derde land is en dat zij in beginsel toegang heeft tot Nigeria. De vreemdeling heeft met de door haar overgelegde stukken geen tegenbewijs geleverd door twijfel te zaaien over de toegang tot Nigeria. Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1480, onder 8 tot en met 8.8, en 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3380, onder 5.2.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier.
w.g. Borman
voorzieningenrechter
w.g. Jongeneel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2023
958