ECLI:NL:RBDHA:2023:14608

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
NL23.9487 en NL23.24723
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Sierra Leoonse nationaliteitseiser en de beoordeling van Nigeria als veilig derde land

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 september 2023, met zaaknummers NL23.9487 en NL23.24723, wordt het beroep van een eiser van Sierra Leoonse nationaliteit tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser heeft op 27 maart 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar zijn aanvraag werd op 25 augustus 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat Nigeria als veilig derde land wordt beschouwd. De rechtbank behandelt de beroepen van de eiser, waarbij hij aanvoert dat hij geen band heeft met Nigeria en dat zijn LHBTQI+ activiteiten niet zijn betrokken bij de beoordeling van de veiligheid van Nigeria als derde land.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat Nigeria een veilig derde land is voor de eiser, vooral gezien de risico's die LHBTQI+ personen in Nigeria lopen. De rechtbank stelt vast dat de eiser in Nigeria niet actief is geweest vanwege gezondheidsproblemen, maar dat dit niet betekent dat hij daar geen risico loopt bij terugkeer. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, waarbij de staatssecretaris wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de eiser, rekening houdend met de uitspraak. Het beroep tegen het niet-tijdig beslissen wordt niet-ontvankelijk verklaard, maar de eiser krijgt een vergoeding voor proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.9487 en NL23.24723

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. van Werven),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van Midden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Sierra Leoonse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1988. Hij heeft op 27 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 29 maart 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag (NL23.9487). Verweerder heeft met het bestreden besluit van 25 augustus 2023 eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft aangegeven het niet eens te zijn met dit besluit en hij handhaaft zijn beroep. Op 28 augustus 2023 heeft eiser daarnaast apart beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (NL23.24723).
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 19 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, K. Umar als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Verweerder heeft eisers aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat Nigeria voor eiser als veilig derde land wordt gezien. Volgens verweerder heeft eiser een band met Nigeria omdat hij hier acht maanden gewoond heeft en een aantal vrienden heeft leren kennen in zijn gemeenschap. Ook heeft hij verklaard in Nigeria te willen inburgeren en het systeem te willen leren kennen. Nu eiser eerder als ECOWAS-burger zich heeft kunnen vestigen in Nigeria, gaat verweerder er vanuit dat eiser opnieuw toegang krijgt tot Nigeria en zich daar kan vestigen. Eiser heeft volgens verweerder ook niet aannemelijk gemaakt dat hij geen bescherming kan krijgen van de autoriteiten of andere organisaties vanwege zijn LHBTQI+ activiteiten dan wel zijn vrees voor mensenhandelaren.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser bestrijdt ten eerste dat hij een zodanige band heeft met Nigeria dat het voor hem redelijk zou zijn om naar dat land te gaan. [1] Eiser is noodgedwongen naar Nigeria vertrokken vanwege de ontstane situatie in Sierra Leone. Door zijn gezondheidssituatie heeft hij gedwongen tijdelijk in Nigeria verbleven. De enkele duur van eisers verblijf is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een band. Hierbij wijst eiser op het informatiebericht (hierna: IB) 2021/8. Uit een arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2020 blijkt ook dat een enkele doorreis onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van een significante band. [2] Uit de aan dit arrest voorafgaande conclusie van de Advocaat-Generaal kan ook worden afgeleid dat de mogelijkheid om een asielaanvraag niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de aanwezigheid van een veilig derde land, restrictief moet worden uitgelegd. [3] Ook de UNHCR stelt zware eisen aan het tegenwerpen van een veilig derde land. [4] Daarnaast betwist eiser dat het zijn van ECOWAS-burger en eerdere toelating tot Nigeria maakt dat hij ook nu zal worden toegelaten tot Nigeria. Verweerder moet redenen aangeven op grond waarvan aannemelijk is dat eiser zal worden toegelaten, en heeft dit volgens eiser onvoldoende onderbouwd. Ook is eiser van mening dat de manier waarop verweerder het toelatingsvereiste invult niet overeenkomt met het Unierecht en wijst hierbij opnieuw op het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2020. Eiser wijst ook op een uitspraak van de zittingsplaats Haarlem waarin is geoordeeld dat verweerder geen terugkeerbesluit op kan leggen als hij niet kan motiveren dat de vreemdeling binnen een vertrektermijn van 28 dagen zal worden toegelaten tot het veilige derde land. [5] Daarnaast wijst eiser op een uitspraak van de zittingsplaats Amsterdam waarin is geoordeeld dat verweerder zelf actief onderzoek moet doen, omdat hij beter in staat is om met de autoriteiten in contact te treden. [6] Verder heeft verweerder onvoldoende eisers individuele situatie betrokken bij de beoordeling of Nigeria voor hem een veilig derde land is. Eiser heeft Sierra Leone verlaten vanwege problemen die hij heeft ondervonden als LHBTQI+ activist. Verweerder heeft onvoldoende onderkend dat LHBTQI+-ers in het landgebonden beleid voor Nigeria zijn aangemerkt als risicogroep. Verweerder kan niet op basis van de enkele overweging dat eiser geen problemen heeft gehad in Nigeria veronderstellen dat Nigeria voor hem als veilig derde land kan worden gezien. Eiser is in Nigeria onder de radar gebleven omdat de situatie voor LHBTQI+-ers in Nigeria zo mogelijk nog erger is dan die in Sierra Leone en omdat hij aan het herstellen was van zijn verwondingen. Verweerder had concreet moeten beoordelen of eiser in Nigeria zal worden bedreigd vanwege zijn politieke overtuiging en of hij daartegen bescherming kan krijgen. Eiser verwijst hierbij ook naar een uitspraak van de zittingsplaats Amsterdam. [7] Daarnaast volgt uit eisers relaas ook dat hij in Nigeria slachtoffer is geworden van mensenhandel. Tot slot blijkt uit wetgeving en jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter dat voor de tegenwerping van een veilig derde land onder andere sprake moet zijn van basisvoorzieningen voor asielzoekers en vluchtelingen. In de Nigeriaanse asielwetgeving is hierover niets opgenomen. Ook blijkt uit algemene informatie dat diverse ontheemdingskampen zijn gesloten aan het einde van 2021 en dat er een gebrek aan voedselzekerheid, inkomen, water en sanitaire faciliteiten is voor vluchtelingen in Nigeria. [8] Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat Nigeria het beginsel van non-refoulement naleeft, eiser wijst hierbij op een uitspraak van de zittingsplaats Middelburg [9] en op het IB 2020/38 waaruit blijkt dat er signalen zijn dat in januari 2018 enkele Kameroense asielzoekers zijn uitgezet zonder dat hun asielaanvraag is behandeld. Verweerder had gelet hierop nader moeten motiveren waarom Nigeria als veilig derde land kan worden gezien.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beroep niet-tijdig beslissen
4. Voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep wordt het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. [10] Tegen het niet tijdig beslissen staat daarom beroep bij de rechtbank open. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is. [11]
4.1.
Eiser heeft verweerder met de brief van 13 maart 2023 in gebreke gesteld. Uit het bestreden besluit blijkt dat tussen partijen niet in geschil is dat op dat moment de beslistermijn was verstreken en de ingebrekestelling gelet daarop geldig was. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiser op 29 maart 2023 beroep heeft ingesteld. Op 25 augustus 2023 heeft verweerder alsnog op eisers aanvraag beslist.
4.2.
Nu verweerder op eisers aanvraag heeft beslist, is het belang van eiser bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag te komen vervallen. Het beroep voor zover het gericht is tegen het niet-tijdig beslissen, is daarom niet-ontvankelijk.
4.3.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat de beslistermijn door verweerder is overschreden en pas na deze overschrijding een besluit op eisers aanvraag is genomen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser voor het beroep niet-tijdig beslissen.
5. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. [12] Eiser kan zich niet verenigen met het genomen besluit. Verweerder is dan ook niet volledig aan het beroep van eiser tegemoetgekomen. Eisers beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom van rechtswege ook gericht tegen het bestreden besluit. Eiser heeft tegen dit besluit ook afzonderlijk beroep ingesteld (NL23.24723). Dit beroep zal de rechtbank op grond van het voorgaande niet-ontvankelijk verklaren.
Voorzieningen asielzoekers/vluchtelingen in Nigeria
6. De hoogste bestuursrechter heeft recent, op 6 juni 2023, nog geoordeeld dat Nigeria in het algemeen kan worden tegengeworpen als veilig derde land. [13] Eisers gronden dat er onvoldoende basisvoorzieningen zijn voor asielzoekers/vluchtelingen in Nigeria en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat Nigeria het beginsel van non-refoulement naleeft, kunnen gelet hierop niet slagen. De bronnen waar eiser ter onderbouwing van deze standpunten op wijst, waren namelijk al bekend ten tijde van de uitspraak van de hoogste bestuursrechter.
Band met Nigeria
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser een zodanige band heeft met Nigeria dat het voor hem redelijk zou zijn om naar dat land te gaan. Uit de door eiser aangevoerde bronnen blijkt dat een enkele doorreis door een derde land in het algemeen onvoldoende is om een band aan te nemen en dat er meer redenen moeten zijn waarom deze band kan worden aangenomen. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser acht maanden legaal in Nigeria heeft verbleven en dat uit zijn verklaringen is gebleken dat hij in eerste instantie niet van plan was om door te reizen. [14] Ook heeft eiser verklaard dat hij in Nigeria probeerde in te burgeren en het systeem te leren kennen.
Toelating tot Nigeria
8. De stelling van eiser dat de manier waarop verweerder het toelatingsvereiste invult niet overeenkomt met het Unierecht, slaagt niet. Eiser heeft hierbij gewezen op punt 40 uit het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2020. Hierin staat echter alleen dat de voorwaarden voor het tegenwerpen van een veilig derde land cumulatief zijn, en dat dus aan elk van de voorwaarden moet zijn voldaan om een asielaanvraag op deze grond niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank leest hierin geen andere invulling van het toelatingsvereiste.
8.1.
Over de invulling van het toelatingsvereiste heeft de hoogste bestuursrechter het volgende gezegd. Verweerder moet aannemelijk maken dat de vreemdeling wordt toegelaten. Verweerder moet daarvoor aan de hand van informatie uit algemene bronnen of verklaringen van de vreemdeling redenen geven waarom toelating in beginsel mogelijk is. Vervolgens is het aan de vreemdeling om met tegenbewijs te komen door voldoende twijfel te zaaien dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen in zijn geval niet aanwezig zijn. Daarnaast is het aan de vreemdeling om inspanningen te verrichten om daadwerkelijk te worden toegelaten tot het veilige derde land, tenzij niet van hem kan worden verlangd dat hij opnieuw probeert toegang tot en verblijf in dat land te krijgen. [15]
8.2.
Verweerder heeft op basis van algemene informatie over het vrije verkeer van ECOWAS-burgers, eisers eigen verklaringen dat hij legaal in Nigeria verbleef en het feit dat hij al eerder opnieuw is toegelaten tot Nigeria, kunnen concluderen dat toelating van eiser tot Nigeria in beginsel mogelijk is. Eiser heeft hier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende tegenin gebracht om voldoende twijfel te zaaien dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen in zijn geval niet aanwezig zijn.
8.3.
Eisers verwijzingen naar de uitspraak van de zittingsplaats Haarlem van 16 juni 2017 en de zittingsplaats Amsterdam van 23 april 2021 slagen niet. In deze zaken hadden de vreemdelingen namelijk wel voldoende twijfel gezaaid over de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen. In de eerste zaak kwam eiser in aanmerking voor een beschermingsprogramma in de Verenigde Staten, maar hiervoor had hij een speciaal visum nodig. Eiser had aannemelijk gemaakt dat hij dit visum voorlopig niet aan kon vragen, waardoor hij binnen voorzienbare tijd geen toegang had tot de Verenigde Staten. In de tweede zaak had de rechtbank geoordeeld dat Marokko in beginsel een veilig derde land was voor eiser, maar eiser had aangetoond dat Marokko geen visum aan hem wilde verlenen.
Veiligheid in Nigeria
9. Eisers verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam op 5 september 2022 slaagt niet. In die zaak waren aan eiser in het gehoor geen vragen gesteld over het land dat als veilig derde land was tegengeworpen. De rechtbank oordeelde dat verweerder eiser tijdens het nader gehoor in de gelegenheid had moeten stellen om zijn standpunt hierover kenbaar te maken. In eisers geval zijn hem in het nader gehoor wel vragen gesteld over wat zijn status was in Nigeria, wat de reden was dat hij Nigeria heeft verlaten en of hij zich als ECOWAS-burger zonder problemen in Nigeria kan vestigen. Ook is aan eiser gevraagd wat de reden is waarom hij niet terug kan keren naar Nigeria.
10. Op de vraag waarom eiser niet terug kan keren naar Nigeria, heeft hij geantwoord dat een reden waarom hij wegvluchtte uit Sierra Leone was omdat mensen die LHBTQI+ personen steunen, daar niet worden geaccepteerd. Eiser geeft aan dat dit in Nigeria ook niet is geaccepteerd. [16] Vervolgens is aan hem gevraagd of hij bij een langer verblijf in Nigeria weer de urgentie zou voelen om zich daar ook uit te spreken over de LHBTQI+ gemeenschap. Eiser heeft hierop bevestigend geantwoord. [17] De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze verklaringen van eiser onvoldoende gemotiveerd heeft betrokken bij zijn beoordeling. Verweerder heeft enkel overwogen dat niet is gebleken dat eiser actief is geweest voor de LHBTQI+ gemeenschap in Nigeria en ook niet dat hij problemen heeft ondervonden in Nigeria. Maar verweerder heeft niet gekeken naar het toekomstige risico dat eiser zou kunnen lopen in Nigeria als hij zich daar uit zou spreken over de LHBTQI+ gemeenschap, en of gelet hierop Nigeria aan eiser persoonlijk kan worden tegengeworpen als veilig derde land. Ook heeft verweerder eisers gestelde activiteiten in Sierra Leone als LHBTQI+ activist niet betrokken bij de vraag of Nigeria voor hem persoonlijk een veilig derde land is.
10.1.
Om de gestelde vrees van eiser in Nigeria goed te kunnen beoordelen had het op de weg van verweerder gelegen om de verklaringen van eiser over wat hem is overkomen in Sierra Leone op geloofwaardigheid te beoordelen en de geloofwaardig bevonden verklaringen vervolgens te betrekken bij het oordeel of eiser in Nigeria een reëel risico loopt op vervolging van dan wel schending van artikel 3 van het EVRM vanwege zijn gestelde te verrichten LHBTQI+-activiteiten bij terugkeer naar Nigeria. Temeer nu LHBTQI+-ers als enige groep als risicogroep zijn aangemerkt in het landenbeleid van Nigeria. Dat eiser tijdens zijn verblijf van acht maanden geen activiteiten heeft verricht is onvoldoende motivering. Eiser heeft immers verklaard dat hij gewond was geraakt en in Nigeria van zijn verwondingen moest herstellen, waardoor hij feitelijk niet in staat was om activiteiten te verrichten.
10.2.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren.
11. Nu het beroep gelet op het voorgaande al gegrond is, komt de rechtbank niet meer toe aan de bespreking van de beroepsgrond over mensenhandel.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt hiervoor wel een vergoeding van zijn proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 418,50. [18]
13. Het beroep in de zaak NL23.24723 is niet-ontvankelijk.
14. Het beroep in de zaak NL23.9487, voor zover gericht tegen het alsnog genomen besluit van 25 augustus 2023, is gegrond. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op eisers aanvraag. Hierbij moet hij rekening houden met deze uitspraak.
15. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van het Bpb [19] vast op € 1.674,-. [20]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep met zaaknummer NL23.9487, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep met zaaknummer NL23.9487, voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit, gegrond;
  • verklaart het beroep in de zaak NL23.24723 niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 3.106a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 19 maart 2020, C-564/18, ECLI:EU:C:2020:218.
3.Conclusie van Advocaat-Generaal Bobek van 5 december 2019, C-564/18, ECLI:EU:C:2019:1056.
4.UNHCR, ‘Comments on the European Union Commission Proposal for an Asylum Procedures Regulation’, COM (2016) 467, april 2019.
5.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, op 26 juni 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:7118.
6.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 23 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:2006.
7.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 5 september 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:5582.
8.Algemeen ambtsbericht Nigeria, januari 2023, pagina 80 en verder.
9.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 6 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10443.
10.Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
11.Artikel 6:12, eerste lid, van de Awb.
12.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
13.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 6 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2171.
14.Zie het verslag van het gehoor aanmeldfase, onderaan pagina 8.
15.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1480, r.o. 6.
16.Verslag van het nader gehoor, onderaan pagina 26.
17.Verslag van het nader gehoor, bovenaan pagina 27.
18.1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor ½.
19.Besluit proceskosten bestuursrecht.
20.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 837,- per punt en een wegingsfactor 1.