ECLI:NL:RBDHA:2024:9374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
NL24.16755
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Syrische vreemdeling met verblijf in Nigeria

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Syrische vreemdeling, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk te verklaren. Eiser had op 18 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 16 april 2024 door verweerder afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 14 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

Eiser heeft aangevoerd dat hij in Syrië wordt onderdrukt vanwege zijn geloof en dat hij vreest voor zijn militaire dienstplicht. Hij heeft in Nigeria verbleven bij zijn broer en heeft daar een werkvisum gehad. Verweerder stelt echter dat Nigeria voor eiser een veilig derde land is, omdat hij daar eerder heeft verbleven en een sociaal netwerk heeft. De rechtbank oordeelt dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser voldoende banden heeft met Nigeria, waardoor het redelijk is om van hem te verlangen daar naartoe te gaan. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat Nigeria voor hem geen veilig land is.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian en is op 12 juni 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. G. Erdal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet- ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 18 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 16 april 2024 deze aanvraag niet- ontvankelijk verklaard.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, B. Saad als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
3. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2024. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij geen militaire dienstplicht wil vervullen en dat hij in Syrië werd onderdrukt omdat hij christen is. Ook is eiser Syrië ontvlucht vanwege de algemene veiligheidssituatie aldaar. Eiser vreest bij een terugkeer naar Syrië alsnog zijn militaire dienstplicht te moeten vervullen. Verder is in deze zaak relevant dat eiser in 2022 in Nigeria heeft verbleven bij zijn broer, die daar toen werkte. Eiser had eerst een toeristenvisum voor Nigeria en heeft daarna daar legaal verbleven met een werkvisum. Eiser is vanuit Nigeria legaal de Europese Unie ingereisd met een visum dat is afgegeven door de Griekse autoriteiten.

Het bestreden besluit

4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat Nigeria voor eiser een veilig derde land is.1 Hij neemt daarbij in overweging dat vreemdelingen in Nigeria worden behandeld volgens de beginselen zoals genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit. Verder stelt verweerder dat is voldaan aan het bandencriterium, omdat eiser zelf in Nigeria heeft verbleven – van 19 januari 2022 tot 12 december 2022 – en omdat hij in Nigeria een sociaal netwerk heeft waarop hij kan terugvallen, nu meerdere Syriërs uit zijn woonomgeving verblijf hebben gekregen in Nigeria. Ook is volgens verweerder aannemelijk dat eiser opnieuw tot Nigeria wordt toegelaten, omdat hij eerder met een werkvergunning is toegelaten. Verder legt verweerder eiser een terugkeerbesluit op met een vertrektermijn van vier weken om naar Nigeria terug te keren.

Wat vindt eiser in beroep?

5. Eiser voert aan dat verweerder er ten onrechte van uitgaat dat hij sterke banden heeft met Nigeria. Eiser stelt dat hij Nigeria geruime tijd geleden heeft verlaten, dat hij daar bij zijn broer inwoonde en zelf nooit in Nigeria heeft gewerkt. Eiser wijst ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij geen sterke banden heeft met Nigeria op een uitspraak van deze rechtbank2. Het is ook onduidelijk of hij opnieuw tot Nigeria wordt toegelaten; volgens eiser hangt dat af van het betalen van steekpenningen en heeft hij daar geen geld voor. Ter onderbouwing wijst eiser ook op e-mails die hij heeft gestuurd aan Nigeriaanse instanties. Verder voert eiser aan dat niet van hem mag worden gevraagd in Nigeria asiel aan te vragen: hij heeft geen band met Nigeria, heeft net als vele Syriërs asiel aangevraagd in Nederland, de asielprocedure in Nigeria is niet zo zorgvuldig als in Nederland waardoor hij in een slechtere positie terechtkomt, hij kan niet reizen omdat hij geen paspoort heeft en niet van hem kan worden gevraagd een paspoort aan te vragen bij de Syrische autoriteiten en Nigeria is voor hem geen veilig land. Zonder inkomen en huisvesting zal eiser in Nigeria in een zeer kwetsbare en gevaarlijke situatie terechtkomen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

6. Indien verweerder stelt dat een land voor een vreemdeling een veilig derde land is, moet hij aannemelijk maken dat die vreemdeling een zodanige band heeft met dat land dat het voor die vreemdeling redelijk zou zijn daar naartoe te gaan. Dit kan het geval zijn als een vreemdeling in het verleden in dat land heeft gewoond, maar kan ook worden afgeleid uit individuele omstandigheden.3 Verder moet verweerder alle relevante individuele omstandigheden van een vreemdeling meewegen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser een zodanige band heeft met Nigeria in de zin van artikel 30a, eerste lid, onder c, van de Vw dat van hem kan worden verlangd naar Nigeria te gaan. Verweerder heeft er op mogen wijzen dat eiser in 2022 bijna het gehele jaar in Nigeria heeft verbleven. Hiermee heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser een band heeft met Nigeria. De verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 18 april 2023 maakt dit oordeel niet anders.
1. Zoals bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Uitspraak van deze rechtbank van 18 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5788.
3 Uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 6 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2356
8. Verder is van belang dat de hoogste bestuursrechter op 6 juni 2023 nog heeft geoordeeld dat Nigeria in het algemeen kan worden tegengeworpen als veilig derde land4. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval aanwijzingen zijn dat Nigeria voor hem geen veilig land is. Voor zover eiser aanvoert dat hij in Nigeria wordt gediscrimineerd en/of gevaar loopt om te worden ontvoerd, afgeperst of vermoord, stelt de rechtbank vast dat eiser dit onvoldoende heeft onderbouwd. Verweerder heeft in dit verband er ook op kunnen wijzen dat eiser heeft verklaard persoonlijk geen problemen te hebben ondervonden in Nigeria. Verweerder hoeft eiser niet te volgen in zijn stelling dat hij geen persoonlijke problemen heeft ondervonden omdat hij altijd thuisbleef en mag daarbij wijzen op zijn verklaring dat hij soms met zijn broer meeging naar zijn werk. Verder heeft eiser niet onderbouwd dat hij in Nigeria geen inkomen of huisvesting kan krijgen. De enkele stelling dat hij bij zijn broer inwoonde toen hij in Nigeria verbleef, is hiertoe onvoldoende, omdat hieruit niet kan worden afgeleid dat eiser geen huisvesting zal kunnen vinden. Voor zover eiser aanvoert dat hij in Nigeria een asielprocedure zal moeten doorlopen, dat deze procedure niet zo zorgvuldig is als in Nederland en de omstandigheden voor asielzoekers daar slecht zijn, oordeelt de rechtbank dat niet wordt ingezien dat eiser in een dergelijke situatie terecht zal komen. Eiser heeft immers eerder in Nigeria legaal verblijf gekregen op grond van een toeristenvisum en een werkvisum. Dat in de asielopvang in Nigeria niet zou worden voorzien in de basisbehoeften is daarom niet zonder meer relevant.
9. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat er redenen zijn om aan te nemen dat eiser wordt toegelaten tot Nigeria. Eiser heeft zoals gezegd eerder toegang tot Nigeria gekregen op basis van een toeristenvisum en een werkvergunning. De enkele stelling van eiser dat hij het visum destijds heeft verkregen middels het betalen van steekpenningen, heeft hij niet onderbouwd. Dat eiser geen reactie heeft gekregen van de Nigeriaanse autoriteiten op zijn e-mails van 5 en 6 april 2024 is eveneens geen onderbouwing dat hij niet zal worden toegelaten tot Nigeria. Bovendien hoeft niet van te voren vast te staan dat eiser daadwerkelijk tot Nigeria wordt toegelaten. Verweerder stelt in het bestreden besluit terecht dat in dit kader voldoende is dat er redenen zijn om aan te nemen dat eiser wordt toegelaten tot Nigeria.
10. Tot slot overweegt de rechtbank over het paspoort van eiser dat hij dit document volgens verweerder terugkrijgt nadat de asielprocedure is afgelopen. Voor zover eiser stelt dat niet van hem kan worden verlangd een nieuw paspoort aan te vragen bij de Syrische autoriteiten is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt mag stellen dat niet is gebleken dat eiser een geldig paspoort nodig heeft om Nigeria in te reizen. Ook mag verweerder er op wijzen dat uit het thematisch ambtsbericht Syrië van 2017 volgt dat het mogelijk is om vanuit het buitenland een paspoort aan te vragen. Uit het ambtsbericht van augustus 2023 volgt zelfs dat dienstplichtontduikers die in het buitenland verblijven en worden gezocht een paspoort kunnen aanvragen.

Conclusie en gevolgen

11. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
4 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 6 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2171

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 juni 2024

Documentcode: DSR37965804

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.