ECLI:NL:RBDHA:2023:5169

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
NL23.8653
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 22 februari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, geboren in 2002 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 29 maart 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat de rechtmatigheid van de maatregel sindsdien moet worden beoordeeld. Eiser stelt dat verweerder niet voortvarend handelt en dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is. De rechtbank stelt echter vast dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Marokko is en dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. De rechtbank wijst erop dat er op 28 februari een LP3-aanvraag is ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en dat verweerder op 15 maart 2023 schriftelijk heeft gerappelleerd.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.8653
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser v-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw1 opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 29 maart 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2002 en de Marokkaanse nationaliteit te bezitten.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
1. Vreemdelingenwet 2000.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2801. Uit deze uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds dat moment de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser meent dat verweerder niet voortvarend handelt. Daarnaast is eiser van mening dat zicht op uitzetting naar Marokko binnen een afzienbare termijn ontbreekt.
5. De rechtbank stelt vast dat in zijn algemeenheid kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting in het geval van Marokko. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022.2 De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Immers is er op 28 februari een LP3-aanvraag ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en heeft verweerder op 15 maart 2023 schriftelijk gerappelleerd. De enkele stelling van eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend te werk gaat, is verder niet onderbouwd. De sinds het indienen van de LP-aanvraag verstreken tijd leidt zonder nadere aanknopingspunten niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten voor eiser een LP zullen afgeven of dat er nog een presentatie zal plaatsvinden.
6. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen,4 ook los van wat eiser aanvoert geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
2 ECLI:NL:RVS:2022:3269. Ook in een aantal latere uitspraken van 24 november 2022 en 2 februari 2023 (onder andere ECLI:NL:RVS:2022:3447 en ECLI:NL:RVS:2023:438) zet de Afdeling deze lijn ten aanzien van (zicht op uitzetting naar) Marokko voort.
3 Laissez-passer.
4 Zoals is bevestigd in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR25741363

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.