ECLI:NL:RBDHA:2023:2404

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
NL23.4636
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 november 2022. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 21 februari 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat er zicht op uitzetting naar Marokko is. Eiser heeft aangevoerd dat er onvoldoende voortvarendheid is in de behandeling van zijn LP-aanvraag, die op 14 november 2022 is verzonden. De rechtbank stelt echter vast dat verweerder voldoende voortvarend handelt, gezien de vier schriftelijke rappelacties die zijn uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de tijd die is verstreken sinds de aanvraag niet automatisch leidt tot twijfel over de afgifte van een laissez-passer door de Marokkaanse autoriteiten.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4636

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 4 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 21 februari 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 22 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12648. Vervolgens is al eerder een vervolgberoep ingediend. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 10 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:195, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds dat moment de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser wijst erop dat de LP [2] -aanvraag op 14 november 2022 is verzonden en dat er, meer dan drie maanden later, nog geen presentatie heeft plaatsgevonden. Dit is een vereiste om te komen tot afgifte van een LP. Volgens eiser is duidelijk dat een presentatie evenmin op korte termijn zal plaatsvinden. Verweerder rappelleert volgens eiser alleen op algemene wijze en niet gericht op het individuele geval van eiser, dus wordt onvoldoende voortvarend gehandeld.
5. De rechtbank stelt vast dat in zijn algemeenheid kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting in het geval van Marokko. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022. [3] De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Immers, er is een LP-aanvraag ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en verweerder heeft sindsdien vier maal – voor het laatst op 3 februari 2023 - schriftelijk gerappelleerd. De enkele stelling van eiser dat verweerder op algemene wijze rappelleert, is onvoldoende om te concluderen dat verweerder onvoldoende voortvarend te werk gaat. De sinds het indienen van de LP-aanvraag verstreken tijd leidt zonder nadere aanknopingspunten niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten voor eiser een LP zullen afgeven of dat er nog een presentatie zal plaatsvinden.
6. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen [4] , ook los van wat eiser aanvoert geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Laissez-passer.
3.ECLI:NL:RVS:2022:3269. Ook in een aantal latere uitspraken van 24 november 2022 (onder andere ECLI:NL:RVS:2022:3447) zet de Afdeling deze lijn ten aanzien van (zicht op uitzetting naar) Marokko voort.
4.Zoals is bevestigd in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.