BIJLAGE
Wet bescherming Antarctica
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder het Antarctisch milieu mede verstaan:
a. de van het Antarctisch milieu afhankelijke en daarmee samenhangende ecosystemen;
b. de intrinsieke waarde van Antarctica, met inbegrip van de wildernis van Antarctica, de esthetische waarden en de waarde van Antarctica als gebied voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, in het bijzonder onderzoek dat essentieel is voor inzicht in het milieu van de gehele aarde;
c. de waarde van het Antarctisch gebied voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek;
d. het klimaat en de samenstelling van de atmosfeer.
1. Het is verboden in het Antarctisch gebied:
2. Het is tevens verboden in of vanuit het Antarctisch gebied:
a. onderzoek te doen naar de aanwezigheid van minerale rijkdommen;
b. levende rijkdommen aan hun populatie te onttrekken dan wel schadelijk op te treden tegen levende rijkdommen;
c. dode exemplaren van levende rijkdommen, dan wel resten daarvan, buiten het Antarctisch gebied te brengen;
d. gecultiveerde planten en hun voortplantingscellen voor gecontroleerd gebruik en exemplaren van levende organismen voor gecontroleerd experimenteel gebruik binnen te brengen;
e. planten en dode dieren bestemd als voedsel, binnen te brengen;
f. bestrijdingsmiddelen, polychloorbyfenylen, chips, polystyrene bolletjes of daarmee naar zijn aard vergelijkbaar verpakkingsmateriaal binnen te brengen;
g. speciaal beschermd Antarctisch gebied te betreden, anders dan door een internationale waarnemer voor een inspectie als bedoeld in artikel VII van het Verdrag en artikel 14 van het Protocol;
h. zich van afvalwater dat landinwaarts is ontstaan, te ontdoen door dit op of in ijs of sneeuw te brengen;
i. afvalwater in zee te brengen.
1. Het is een organisator verboden zonder vergunning van Onze Ministers een activiteit uit te voeren.
2. Het is verboden aan een activiteit deel te nemen, voor de uitvoering waarvan een vergunning in de zin van deze wet is vereist, doch niet is verleend.
3. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet indien een activiteit wordt georganiseerd vanuit een ander land dat partij is bij het Protocol en dat land bij vergunning of anderszins toestemming heeft gegeven voor het uitvoeren van de activiteit.
1. Indien de aanvraag daarop uitdrukkelijk mede betrekking heeft, kunnen Onze Ministers, in afwijking van artikel 6, tweede lid, in een vergunning toestemming verlenen tot de bij dat artikel verboden handelingen, voor zover het betreft handelingen:
a. ten behoeve van een noodzakelijk wetenschappelijk doel dat niet elders kan worden gediend en mits het voortbestaan of het herstel van een plantensoort of diersoort of plaatselijke populatie niet in gevaar wordt gebracht en het natuurlijke ecosysteem ter plaatse niet wordt geschaad of bedreigd;
b. als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder f, bovendien ten behoeve van hygiënische of medische doeleinden;
c. als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder e, bovendien ten behoeve van de voedselvoorziening van de organisator, de deelnemers aan een activiteit en de in verband met de uitvoering van de activiteit werkzame personen;
d. als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder g, bovendien ten behoeve van niet-wetenschappelijke activiteiten met als doel het bezoeken van een historische plaats of een historisch monument in een op grond van het tweede lid daartoe aangewezen speciaal beschermd Antarctisch gebied.
1. Een vergunning kan in het belang van de bescherming van het Antarctisch milieu worden geweigerd.
2. Een vergunning kan worden geweigerd indien gegronde vrees bestaat dat de vergunninghouder niet overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde zal handelen.
3. Een vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien:
a. de Consultatieve Vergadering, ingesteld op grond van artikel IX, eerste lid, van het verdrag inzake Antarctica, over het betrokken milieu-effectrapport een negatief oordeel heeft gegeven;
b. onvoldoende zekerheid bestaat dat ernstige nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu kunnen worden voorkomen;
c. de maatregelen, bedoeld in artikel 3a, onvoldoende zijn om de gezondheid en veiligheid van de mens te waarborgen;
d. het rampenplan, bedoeld in artikel 7a, onvoldoende is om gezondheid en veiligheid, opsporing en redding, medische zorg en evacuatie te waarborgen;
e. het rampenplan, bedoeld in artikel 7a, onvoldoende is om ongevallen met mogelijk nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu te bestrijden.