In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaarschrift. Eiser, die jaarlijks een strandcabine huurt, stelt dat de verleende vergunning voor sport- en spelactiviteiten op het strand zijn belangen aantast. De rechtbank oordeelt dat het belang van eiser, dat voortvloeit uit de huur van de strandcabine, wel degelijk te onderscheiden is van dat van een willekeurige strandbezoeker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunningverlening aan Klimbos, die activiteiten op circa 50 meter van de strandcabine organiseert, directe gevolgen heeft voor het huurgenot van eiser, zoals een beperking van uitzicht en een toename van geluid. De rechtbank concludeert dat het college ten onrechte het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en het college moet het griffierecht aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.