ECLI:NL:RBZWB:2024:8294

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
BRE 24/777 WABO
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaarschrift inzake vergunning voor sport- en spelactiviteiten op het strand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaarschrift. Eiser, die jaarlijks een strandcabine huurt, stelt dat de verleende vergunning voor sport- en spelactiviteiten op het strand zijn belangen aantast. De rechtbank oordeelt dat het belang van eiser, dat voortvloeit uit de huur van de strandcabine, wel degelijk te onderscheiden is van dat van een willekeurige strandbezoeker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunningverlening aan Klimbos, die activiteiten op circa 50 meter van de strandcabine organiseert, directe gevolgen heeft voor het huurgenot van eiser, zoals een beperking van uitzicht en een toename van geluid. De rechtbank concludeert dat het college ten onrechte het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en het college moet het griffierecht aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/777 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, college,
gemachtigde: [gemachtigde] .

Inleiding

1. Het college heeft bij besluit van 17 augustus 2023 een vergunning verleend om de organisatie van sport- en spelactiviteiten op het strand Domeinen 2 tot en met Speelduin te Burgh-Haamstede mogelijk te maken. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift van eiser tegen het besluit van 17 augustus 2023. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2024 op zitting behandeld. Eiser
heeft zich voorafgaand aan de zitting schriftelijk afgemeld en heeft dr. J.A. Wiggerts gemachtigd om eiser ter zitting te vertegenwoordigen. Het college is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1.2.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank medegedeeld binnen
zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht uiterlijk zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geding
2. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaarschrift van eiser op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Het beroep
3. Naar het oordeel van de rechtbank dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser woont aan [adres] in de omgeving van het strand Westerschouwen te Burgh-Haamstede.
De besloten vennootschap Klimbos Zeeland Westerschouwen B.V. (Klimbos) heeft op 25 mei 2023 een vergunning aangevraagd voor het mogen organiseren van diverse sport- en spelactiviteiten op het strand. Het gaat specifiek om de locatie Domeinen 2 tot en met Speelduin te Burgh-Haamstede. Bij besluit van 17 augustus 2023 heeft het college Klimbos de betreffende vergunning – inclusief een aantal daaraan gekoppelde voorschriften – verleend voor het hiervoor aangegeven deel van het strand. De activiteiten zijn vergund van 20 juli 2023 tot en met 31 oktober 2023 en in 2024 en 2025 telkens vanaf 1 maart tot en met 31 oktober.
Eiser heeft op 18 augustus 2023 bezwaar gemaakt tegen het besluit van
17 augustus 2023. In het bestreden besluit heeft het college – overeenkomstig het advies van de Commissie Bezwaarschriften (commissie) – het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Heeft het college in het bestreden besluit het bezwaarschrift eiser op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard?
5. Eiser voert tegen de niet-ontvankelijkverklaring aan dat hij ieder jaar van 1 mei tot 1 september een strandcabine huurt en dagelijks met zijn gezin op het strand bij de strandcabine verblijft. Eiser stelt dat hij belanghebbende is omdat de verleende vergunning het genot van de gehuurde strandcabine aantast, de veiligheid voor overige strandgangers in gevaar brengt en de openbare orde verstoort. Volgens eiser heeft hij een feitelijk, objectief bepaalbaar, persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueel belang.
5.1.
Het college verwijst naar de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’. De woning van eiser is op ruim 400 meter van de vergunde locatie gelegen. Eiser is geen direct omwonende van de locatie, hij huurt tijdelijk een strandcabine die hij ook na verlening van de vergunning op dezelfde wijze kan blijven gebruiken en is daarmee niet te onderscheiden van andere strandbezoekers.
5.2.
Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder een belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Een willekeurige belangstellende valt niet onder het begrip. Maar ook een louter subjectief gevoel van sterke betrokkenheid bij een besluit [1] is – hoe sterk dat gevoel ook is – niet voldoende om te kunnen spreken van een rechtstreeks betrokken belang [2] .
5.3.
Voor besluiten met een ruimtelijke uitstraling, is in de rechtspraak het criterium “gevolgen van enige betekenis” ontwikkeld. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 23 augustus 2017 is de AbRS nader ingegaan op de invulling van het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’. Volgens de AbRS fungeert het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ als een correctie op het uitgangspunt dat degene – die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat – in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. ‘Gevolgen van enige betekenis’ ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- en bedrijfssituatie van de betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. In dat kader wordt onder meer acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op en planologische uitstraling van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang bezien worden. Ook de aard, intensiteit en de frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
5.4.
Eiser gebruikt de strandcabine voor de opslag van de iets meer omvangrijke zaken die op het strand gebruikt worden. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser al meerdere jaren jaarlijks een strandcabine huurt; dat is ook ter zitting bevestigd. De huurperiode valt midden in de jaarlijkse periode van de aan Klimbos vergunde activiteiten op het strand. De grens van het gebied waarvoor de vergunning is verleend, ligt op circa 50 meter van die strandcabine.
Naar het oordeel van de rechtbank materialiseert en objectiveert en localiseert de jaarlijkse huur van de strandcabine het door eiser gestelde persoonlijke belang in de directe omgeving van die strandcabine. Het belang van eiser is daardoor, anders dan verweerder heeft overwogen, wel te onderscheiden van een willekeurige strandbezoeker, die – al dan niet toevallig – ervoor zou kiezen om van hetzelfde stukje strand gebruik te maken.
Als gevolg van de vergunde activiteiten en de exploitatie daarvan op circa 50 meter van de strandcabine ervaart eiser een beperking van zijn huurgenot, het uitzicht en een toename van het geluid op het strand. Kortom, de vergunningverlening aan Klimbos heeft voor eiser rechtstreeks enige feitelijke gevolgen. Het gevolg daarvan is dat eisers bezwaarschrift tegen het besluit van 17 augustus 2023 ten onrechte niet ontvankelijk is geacht..

Conclusie en gevolgen

6. Het college heeft eiser in het bestreden besluit ten onrechte
niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is dus gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of om zelf een beslissing op het bezwaar te nemen. De reden hiervoor is dat het college in het bestreden besluit de bezwaargronden van eiser nog niet inhoudelijk beoordeeld heeft.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,00 aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 26 november 2024 door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Memorie van Toelichting,
2.AbRS 29 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:3020.