ECLI:NL:RVS:2020:3009

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
201906000/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving Ghanese geboorteakte in basisregistratie personen door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 27 juni 2019 het beroep ongegrond verklaarde tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om een Ghanese geboorteakte in de basisregistratie personen (brp) in te schrijven. Het college had op 13 april 2016 besloten de inschrijving te weigeren, omdat het ervan uitging dat de geboorteakte naar Ghanees recht niet rechtsgeldig was. De geboorteakte was bijna 26 jaar na de geboorte van [appellant] geregistreerd, en hij had eerder verklaard dat hij een eerdere akte had. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geweigerd de akte in te schrijven.

Tijdens de zitting op 20 november 2020 betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de geboorteakte niet geregistreerd mocht worden. Hij stelde dat de latere geboorteakte rechtsgeldig was, ondanks het bestaan van een eerdere akte. [appellant] had zijn eerste geboorteakte in Spanje verloren en had een gecertificeerde kopie aangevraagd, maar ontving in plaats daarvan een tweede geboorteakte. Hij verwees naar eerdere uitspraken die de rechtsgeldigheid van latere geboorteakten bevestigden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college de inschrijving mocht weigeren. De Afdeling bevestigde dat de tweede geboorteakte niet als een geldig document kon worden gebruikt voor inschrijving in de brp, gezien de dubbele registratie van de geboorte. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201906000/1/A3.
Datum uitspraak: 16 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2019 in zaak nr. 18/4255 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 13 april 2016 heeft het college geweigerd om een Ghanese geboorteakte in de basisregistratie personen (hierna: brp) in te schrijven.
Bij besluit van 18 mei 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 27 juni 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2020, waar [appellant], door middel van een videoverbinding bijgestaan door mr. J. Werner, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Lensink, zijn verschenen. Als tolk voor [appellant] is P.M. Cuijpers verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] is op 31 maart 2015 in de brp opgenomen. Bij zijn inschrijving heeft hij een geboorteakte met registratiedatum 21 januari 2013 gevoegd voor registratie in de brp. Het college heeft geweigerd de geboorteakte in de brp op te nemen, onder meer omdat het ervan uitgaat dat de geboorteakte naar Ghanees recht niet rechtsgeldig is. De akte is bijna 26 jaar na de geboorte van [appellant] geregistreerd. Ook heeft hij verschillende keren verklaard dat hij een eerdere akte heeft gehad. Hij verbleef namelijk al vanaf 2009 in Spanje. Om naar Spanje te reizen en daar te verblijven, had hij een paspoort nodig, dat in Ghana alleen wordt verstrekt als de betrokkene in het geboorteregister is geregistreerd. Daardoor is het aannemelijk dat hij vóór de registratie van de akte van 2013 al geregistreerd was in het geboorteregister van Ghana, aldus het college. De rechtbank heeft het besluit rechtmatig geacht.
Het hoger beroep
2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college mocht weigeren de geboorteakte te registreren in de brp. Er is weliswaar een eerdere geboorteakte, maar de latere geboorteakte is niettemin rechtsgeldig. Zijn eerste geboorteakte is hij in Spanje kwijtgeraakt. Daarom heeft hij zijn vader in Ghana een gecertificeerde kopie van de geboorteakte laten aanvragen. In plaats van een kopie heeft hij een tweede geboorteakte gekregen. Ook die tweede geboorteakte is een authentieke akte. Die is opgemaakt door de daartoe bevoegde Ghanese autoriteiten. Volgens bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3087, is dan het uitgangspunt dat het college van de inhoud van de geboorteakte moet uitgaan, tenzij het college aannemelijk maakt dat niet van die akte kan worden uitgegaan. Daarbij heeft hij ook verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 24 mei 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:6001. Verder heeft de rechtbank Amsterdam in een uitspraak van 26 juni 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:4521, geoordeeld dat de omstandigheid dat er een eerdere geboorteakte is, niet betekent dat zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid van een latere geboorteakte. De rechtbank is daar in dit geval in zijn geheel aan voorbijgegaan. Dat een later opgemaakte geboorteakte niet rechtsgeldig zou zijn, is niet gemotiveerd. De rechtbank heeft weliswaar verwezen naar een uitspraak van de Afdeling van 17 april 2013, maar de vindplaats van die uitspraak is onduidelijk. Ook heeft [appellant] verwezen naar een advies van JLD Legal Consultancy van 21 januari 2000, dat het college in een andere zaak heeft ingebracht en waarna alsnog is overgegaan tot registratie van de latere geboorteakte. Volgens dat advies zijn latere geboorteakten in Ghana rechtsgeldig. De rechtbank is niet ingegaan op dat advies. Het college heeft gezien het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat zou moeten worden afgeweken van het uitgangspunt dat van de inhoud van een authentieke en gelegaliseerde akte moet worden uitgegaan, aldus [appellant].
Het wettelijk kader
3.    Artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp) luidt: ‘De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan […]:
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, […];’
Beoordeling van het hoger beroep
4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 18 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:866), is het doel van de brp dat de daarin vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn.
4.1.    Niet in geschil is dat de door [appellant] overgelegde akte door de bevoegde autoriteiten in Ghana is opgemaakt en dus authentiek is. Voor een authentiek document geldt dat ervan moet worden uitgegaan dat het overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt totdat aannemelijk is geworden dat dit niet het geval is (vergelijk hetgeen de Afdeling over de inhoudelijke juistheid van authentieke documenten heeft overwogen in haar uitspraak van 20 augustus 2014, waarnaar de rechtbank Den Haag in haar uitspraak van 24 mei 2019 heeft verwezen). In dit geval heeft het college aannemelijk gemaakt dat de geboorteakte niet overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt. [appellant] betwist namelijk niet dat er twee registraties van zijn geboorte zijn. Ook ter zitting bij de Afdeling heeft [appellant] erkend dat de geboorteakte van 21 januari 2013 de tweede registratie van zijn geboorte is. Zoals de Afdeling eerder in haar uitspraak van 17 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7778, de uitspraak waarnaar de rechtbank kennelijk heeft bedoeld te verwijzen, heeft overwogen, betekent dit dat de tweede geboorteakte niet als een geschrift kan worden gebruikt als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet brp. De verwijzing van [appellant] naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2018 kan hem niet helpen. In die uitspraak wordt weliswaar overwogen dat het bestaan van een eerdere geboorteakte niet afdoet aan de rechtsgeldigheid van de tweede geboorteakte, maar onduidelijk is waarop die veronderstelling is gebaseerd. Bovendien heeft de Afdeling in haar uitspraak van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:507, geoordeeld dat inschrijving van een Ghanese geboorteakte mocht worden geweigerd omdat er een eerdere geboorteakte was. Ook het advies van JLD Legal Consultancy leidt niet tot een ander oordeel. Het bevestigt juist het standpunt van het college. Uit dit advies blijkt dat het bezit van twee geboortecertificaten afwijkt van hetgeen gebruikelijk is. Als een ambtenaar van de Births and Deaths Registry in Ghana constateert dat er een dubbele registratie van een geboorte is, haalt hij de tweede registratie van de geboorte door, aldus het advies. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het college mocht weigeren om de geboorteakte te registreren in de brp.
Het betoog faalt.
Conclusie
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2020
582-857.