201207889/1/A3.
Datum uitspraak: 17 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 juni 2012 in zaak nr. 11/2179 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Bij besluit van 6 oktober 2010 heeft het college geweigerd aan de door [appellante] op 1 oktober 2010 overgelegde Ghanese geboorteakte gegevens te ontlenen voor de bijhouding van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de gba).
Bij besluit van 11 april 2011 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 juni 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2013, waar [appellante], bijgestaan door mr. P. Scholtes, advocaat te Den Haag, is verschenen.
1. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet gba) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
2. [appellante] heeft het college verzocht de geboorteakte, althans de "certified copy of entry in register of births", die op 28 juni 2010 in Ghana is opgemaakt, als brondocument in de gba op te nemen.
Het college heeft aan de weigering dat te doen in het besluit van 11 april 2011 ten grondslag gelegd dat naar Ghanees recht alleen de eerste registratie van een geboorte authentiek is en latere aangiften en registraties van de geboorte niet als rechtsgeldig worden aangemerkt. De geboorteakte die [appellante] op 1 oktober 2010 heeft overgelegd, betreft een registratie op 24 november 2003 van haar geboorte in het geboorteregister van Chirapatre te Ghana. Volgens het college moet eerder een registratie van [appellante] in het Ghanese geboorteregister hebben plaatsgevonden. Daartoe heeft het college onder meer in aanmerking genomen dat [appellante] op 20 maart 1990 in Rotterdam in het huwelijk is getreden en volgens een schriftelijke verklaring van de dienst Burgerzaken (thans: Publiekszaken) van de gemeente van 18 oktober 2000 mag worden aangenomen dat [appellante] daartoe een afschrift of uittreksel van een geboorteakte heeft overgelegd. Derhalve is de inschrijving op 24 november 2003 niet de eerste registratie van [appellante] in het Ghanese geboorteregister en kan de geboorteakte van 28 juni 2010 niet als brondocument ten behoeve van de bijhouding van de gba worden geaccepteerd, aldus het college.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op deze standpunten heeft gesteld. Volgens haar staat niet vast dat de geboorteakte die zij ten behoeve van haar huwelijk in 1990 heeft overgelegd, maar die sindsdien is weggeraakt, was gebaseerd op een registratie in het Ghanese geboorteregister. Voorts voert zij aan dat uit de door haar overgelegde schriftelijke verklaring van de Registrar of Births and Deaths van het Central Registry Office te Accra, Ghana (hierna: de Registrar) van 5 juli 2010 blijkt dat de registratie van 24 november 2003 de enige bestaande registratie van haar geboorte is en dat bij onderzoek slechts een andere registratie is gevonden, te weten van 18 augustus 1997, maar die registratie is doorgehaald, omdat die bij een onjuist registratiekantoor was gedaan. Aangenomen moet worden dat een eerdere registratie evenmin geldig was, dan wel dat die door het destijds gebrekkige registratiesysteem in Ghana verloren is gegaan, aldus [appellante]. De rechtbank heeft volgens haar miskend dat nu de Registrar, die bekend is met het verbod van dubbele registratie in de Ghanese wetgeving, heeft verklaard dat de registratie van 24 november 2003 de enige geldige is, het college de geboorteakte met betrekking tot deze registratie ten onrechte niet als brondocument heeft geaccepteerd. De rechtbank heeft ten onrechte geen bewijsnood aangenomen, aldus [appellante]. Nu bij onderzoek geen eerdere registratie in het Ghanese geboorteregister is gevonden, zal zij de gevraagde geboorteakte nooit kunnen overleggen. De geboorteakte van 28 juni 2010 bevat dezelfde persoonsgegevens als thans in de gba staan vermeld. Aangezien de inschrijving van deze akte als brondocument in de gba niet tot een wijziging van de daarin opgenomen persoonsgegevens leidt, had een belangenafweging in haar voordeel moeten uitvallen, aldus [appellante].
3.1. Het betoog faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat het college de geboorteakte betreffende de registratie van 24 november 2003 van [appellante] s geboorte in het geboorteregister van Chirapatre te Ghana terecht niet als een brondocument, als bedoeld in artikel 36, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet gba heeft aangemerkt. Het college heeft daarvoor terecht redengevend geacht dat er een geboorteakte met betrekking tot een eerdere registratie van deze geboorte in dat register is geweest en [appellante] die akte in het verleden heeft getoond. Gelet op de zich in het dossier bevindende schriftelijke verklaring van de Nederlandse ambassade te Accra van 27 april 1992, dat dubbele registratie in strijd met de Ghanese wetgeving is, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat de registratie van 24 november 2003 niet rechtsgeldig is.
De rechtbank heeft in de schriftelijke verklaring van de Registrar van 5 juli 2010, dat in het geboorteregister van Chirapatre te Ghana alleen de geannuleerde registratie van 18 augustus 1997 en de registratie van 24 november 2003 zijn aangetroffen, terecht geen grond gevonden voor een ander oordeel. Uit die verklaring kan niet worden afgeleid welke omvang het onderzoek in dat register heeft gehad. Hierbij neemt de Afdeling mede in aanmerking dat blijkens een in het dossier aanwezig besluit van het college van 11 oktober 2007, daarbij is geweigerd gegevens te ontlenen aan een door [appellante] overgelegde geboorteakte betreffende een registratie op 6 juni 2006 van haar geboorte in het geboorteregister van Chirapatre. Deze geboorteakte bevindt zich eveneens in het dossier. Uit de verklaring van de Registrar van 5 juli 2010 blijkt niet dat bij het onderzoek de registratie van 6 juni 2006 is gevonden. Dat, zoals [appellante] ter zitting heeft verklaard, die registratie voorafgaand aan dat onderzoek reeds was doorgehaald, is onvoldoende om aan te nemen dat die registratie daarom niet in deze verklaring is vermeld. Nu niet is gebleken dat gedetailleerd onderzoek naar een eerdere registratie van [appellante] s geboorte in het Ghanese geboorteregister is gedaan, kan haar stelling dat niet vaststaat dat de geboorteakte die zij voor haar huwelijk heeft overgelegd op zo’n registratie was gebaseerd, niet leiden tot het daarmee beoogde doel. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat niet vaststaat dat het voor [appellante] onmogelijk is een eerdere registratie van haar geboorte te achterhalen. Zij heeft [appellante] s beroep op bewijsnood terecht verworpen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2013