ECLI:NL:RVS:2020:2830
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de verbeurde dwangsom door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 1 december 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 8 september 2020. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 3 juni 2020 was ingewilligd. De rechtbank had in haar uitspraak bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 2.600,00 had verbeurd voor het niet tijdig uitvoeren van een eerdere uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, omdat hij van mening was dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij een dwangsom had verbeurd.
De Afdeling oordeelde dat de grief van de staatssecretaris terecht was. De rechtbank had geen bevoegdheid om kennis te nemen van het beroep van de vreemdeling tegen het standpunt van de staatssecretaris over de hoogte van de dwangsom. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de rechtbank onbevoegd verklaard om van het beroep tegen de hoogte van de verbeurde dwangsom kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civielrechtelijke procedures met betrekking tot dwangsommen.