ECLI:NL:RBDHA:2021:11834
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen hoogte dwangsom, rechtbank verklaart zich onbevoegd
Op 4 februari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.S. Dunant Maurits, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 8 april 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 4 februari 2020, waarin de rechtbank verweerder opdroeg om binnen twee weken een besluit te nemen op de aanvraag, heeft verweerder op 8 juni 2020 de aanvraag ingewilligd. Echter, na een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 juli 2020, waarin de eerdere uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk werd vernietigd, heeft eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van verweerder van 27 augustus 2020, waarin een dwangsom van € 1.442,- werd vastgesteld.
Tijdens de zitting op 4 februari 2021 zijn partijen niet verschenen. Eiser stelde dat verweerder een aanvullende dwangsom van € 100,- per dag had verbeurd van 27 mei 2020 tot 8 juni 2020, en dat de vastgestelde dwangsom te laag was. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zich voor de hoogte van de nadere dwangsom moest wenden tot de burgerlijke rechter, aangezien het standpunt van verweerder over de verschuldigdheid en hoogte van de dwangsom geen publieke rechtshandeling is en derhalve geen besluit waartegen beroep kan worden ingesteld.
Hierdoor verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.