ECLI:NL:RBDHA:2020:8762
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over dwangsom en termijnoverschrijding in asielaanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan op 8 september 2020 in een geschil tussen eiser, een Syrische asielzoeker, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had op 29 november 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een eerdere uitspraak op 13 maart 2020, waarin de rechtbank oordeelde dat verweerder een dwangsom had verbeurd van € 1.442,- wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag, heeft verweerder op 3 juni 2020 een besluit genomen waarin de asielaanvraag werd ingewilligd, maar werd gesteld dat er geen dwangsom verschuldigd was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet binnen de gestelde termijn van acht weken na de uitspraak van 13 maart 2020 had beslist, en dat er geen rechtsgrond was voor het opschorten van de beslistermijn of de dwangsom. De rechtbank heeft de argumenten van verweerder, die zich beriep op overmacht door de coronamaatregelen, verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn was overschreden en dat eiser recht had op een dwangsom van € 2.600,- voor de periode van overschrijding. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien, waarbij de dwangsom werd vastgesteld en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiser.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de consequenties van het niet naleven van rechterlijke uitspraken. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 525,-, en de uitspraak is openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na de bekendmaking.